ECLI:NL:HR:2006:AU2399
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Huwelijksvermogensrecht en gemeenschap van vruchten en inkomsten in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 januari 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil tussen een vrouw en een man over de verdeling van hun huwelijkse goederen na echtscheiding. De vrouw had de man gedagvaard voor de rechtbank te Zutphen, waarbij zij vorderingen indiende tot restitutie van aan haar vermogen onttrokken bestanddelen en verrekening van haar investeringen in de voormalige echtelijke woning. De man had hierop in reconventie een vordering ingesteld tot betaling van een bedrag dat hij had uitgegeven voor de instandhouding van het vermogen van de vrouw. De rechtbank heeft in verschillende tussenvonnissen en een eindvonnis de vorderingen van de vrouw gedeeltelijk toegewezen en de vorderingen van de man afgewezen. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat de vorderingen van de vrouw in hoger beroep heeft verworpen en de vonnissen van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen deze arresten heeft de vrouw cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak de rechtsvragen behandeld die voortvloeiden uit de cassatieklachten van de vrouw. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de vrouw, in het geval van ontoereikend gemeenschapvermogen, recht heeft op de helft van hetgeen zij niet op de gemeenschap heeft kunnen verhalen, en dat deze vordering kan worden verhaald op het privévermogen van de andere (voormalige) echtgenoot. De Hoge Raad heeft de arresten van het gerechtshof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling en beslissing. De Hoge Raad heeft de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.