ECLI:NL:HR:2006:AS4123
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Vrijstelling voor diensten door lijkbezorgers en de reikwijdte van de Wet op de omzetbelasting 1968
In deze zaak gaat het om de vraag of de diensten van een overledenenverzorgster onder de vrijstelling voor diensten door lijkbezorgers vallen, zoals vastgelegd in artikel 11, lid 1, letter h van de Wet op de omzetbelasting 1968. De belanghebbende, werkzaam als overledenenverzorgster, had over het derde kwartaal van 2002 een bedrag van € 452 aan omzetbelasting voldaan en verzocht om teruggaaf van dit bedrag. De Inspecteur wees dit verzoek af, maar het Hof verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en verleende de teruggaaf. De Staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelt dat de vrijstelling in de Wet op de omzetbelasting niet afhankelijk is van de hoedanigheid van de dienstverrichter, maar van het karakter van de verrichte dienst. De werkzaamheden van de belanghebbende als overledenenverzorgster worden door het Hof gekarakteriseerd als diensten die kenmerkend zijn voor een lijkbezorger. Dit oordeel van het Hof wordt door de Hoge Raad als feitelijk en niet onbegrijpelijk beschouwd, waardoor het beroep in cassatie ongegrond wordt verklaard.
De Hoge Raad veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is gewezen op 27 januari 2006 en is openbaar uitgesproken. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht, evenals het beroepschrift in cassatie van de Staatssecretaris.