ECLI:NL:HR:2006:AR5761
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Liquidatie-uitkering van emigrerende vennootschap en belastingheffing in Nederland
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, een inwoner van België, tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996, waarbij een belastbaar inkomen van ƒ 3.743.401 is vastgesteld. Na bezwaar is de aanslag door de Inspecteur gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het cassatieberoep van belanghebbende. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in en stelde incidenteel beroep in cassatie in.
De Hoge Raad oordeelt dat de liquidatie-uitkeringen die belanghebbende heeft ontvangen van vennootschappen die als inwoners van België zijn aan te merken, niet onderhevig zijn aan Nederlandse inkomstenbelasting. De Hoge Raad stelt vast dat de vennootschappen op het moment van liquidatie niet als inwoners van Nederland kunnen worden aangemerkt, waardoor Nederland geen belasting kan heffen op de uitkeringen. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.
De Hoge Raad oordeelt dat de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie wordt veroordeeld, en dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten voor het incidentele beroep. De zaak heeft belangrijke implicaties voor de belastingheffing van emigrerende vennootschappen en de toepassing van belastingverdragen.