ECLI:NL:HR:2006:AR5757

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
39225
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
  • J.W. van den Berge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Liquidatie-uitkering van emigrerende vennootschap en de vestigingsplaats voor belastingdoeleinden

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een aanslag in de vennootschapsbelasting die aan belanghebbende, X Beheer B.V., is opgelegd voor het jaar 1996. De aanslag was vastgesteld op een belastbaar bedrag van ƒ 239.198, maar na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de aanslag heeft verminderd tot ƒ 214.732. De Staatssecretaris heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.

De Hoge Raad behandelt de argumenten van de Staatssecretaris, die betoogt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de vennootschap vanaf 30 oktober 1996 in België is gevestigd. De Hoge Raad verwijst naar de feitelijke omstandigheden die het Hof in zijn oordeel heeft betrokken, waaronder de vestiging van de feitelijke leiding in België en de notariële akte van statutenwijziging. De Hoge Raad oordeelt dat het middel van de Staatssecretaris niet kan worden gevolgd, omdat een vennootschap die zich voorbereidt op ontbinding en vereffening nog steeds een werkelijke leiding nodig heeft om deze plannen uit te voeren.

Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep van de Staatssecretaris ongegrond en veroordeelt hem in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is gewezen op 12 mei 2006 en is openbaar uitgesproken. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het Hof en de beslissing over de vestigingsplaats van de vennootschap voor belastingdoeleinden.

Uitspraak

Nr. 39.225
12 mei 2006
EC
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 december 2002, nr. 00/02964, betreffende na te melden aan X Beheer B.V., statutair gevestigd te Z, opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1996 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 239.198, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de bestreden uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd tot één naar een belastbaar bedrag van ƒ 214.732. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.
De Advocaat-Generaal C.W.M. van Ballegooijen heeft op 31 augustus 2004 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van de uitspraak van het Hof en tot verwijzing van het geding.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Voor de feiten waarvan in cassatie kan worden uitgegaan, verwijst de Hoge Raad naar de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.14 van het Hof.
3.2. Het Hof heeft op grond van een aantal feitelijke omstandigheden, waaronder het gegeven dat de bestuurder van belanghebbende per 15 oktober 1996 inwoner was van België en dat in de Belgische notariële akte van statutenwijziging van 12 november 1996 is verklaard dat met ingang van 30 oktober 1996 de feitelijke leiding was gevestigd te Q, geoordeeld dat de vennootschap vanaf 30 oktober 1996 in België is gevestigd en vanaf die datum inwoner is van België, naar het Hof
kennelijk bedoelt: in de zin van het belastingverdrag Nederland-België van 19 oktober 1970 (Trb. 1970, 192).
3.3. Het middel betoogt onder meer dat het Hof geen aandacht heeft geschonken aan de stelling van de Inspecteur dat de vennootschap al eerder had besloten over te gaan tot vereffening. Het voert aan dat op 24 oktober 1996 was besloten tot een stappenplan dat moest leiden tot verplaatsing en liquidatie van belanghebbende, dat derhalve alle activiteiten van belanghebbende als uitvoeringshandelingen zijn te zien van in Nederland genomen beslissingen en dat belanghebbende daarna geen feitelijke leiding meer nodig had, zodat die leiding ook niet meer kon worden verplaatst.
Dit betoog kan niet worden gevolgd. Niet valt in te zien dat een vennootschap die voorbereidingen treft om tot ontbinding en vereffening te komen geen (werkelijke) leiding nodig zou hebben om die plannen uit te voeren. Het middel faalt in zoverre.
3.4. Het middel bestrijdt voor het overige met motiveringsklachten 's Hofs oordeel dat belanghebbende vanaf 30 oktober 1996 in België is gevestigd en vanaf die datum inwoner is van België. Ook in zoverre faalt het middel. Het bestreden oordeel is niet onbegrijpelijk. Het is ook niet onvoldoende gemotiveerd.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep ongegrond;
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, P. Lourens, C.B. Bavinck en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2006.
Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 422.