ECLI:NL:HR:2005:AU9062

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02793/05 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • F.H. Koster
  • G.J.M. Corstens
  • B.C. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een arrest van het Gerechtshof te Arnhem inzake mishandeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2005 uitspraak gedaan op een aanvrage tot herziening van een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 25 november 2003 een veroordeling had uitgesproken voor mishandeling. De aanvrager, geboren in 1973 en wonende te [woonplaats], was door het Hof veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest had doorgebracht, en er was een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de benadeelde partij. De aanvrage tot herziening werd ingediend op basis van nieuwe omstandigheden die volgens de aanvrager niet bekend waren tijdens het oorspronkelijke proces.

De Hoge Raad heeft de aanvrage beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering, met name art. 457 en 459 Sv. Deze artikelen stellen dat voor een herziening nieuwe bewijsmiddelen moeten worden aangedragen die niet eerder zijn gepresenteerd en die een ernstig vermoeden wekken dat, indien deze bewijsmiddelen bekend waren geweest, de uitkomst van de zaak anders zou zijn geweest. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvrage niet voldeed aan de vereisten zoals gesteld in de wet, omdat de aangevoerde omstandigheden niet als nieuwe bewijsmiddelen konden worden aangemerkt.

Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk, wat betekent dat de eerdere veroordeling van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren G.J.M. Corstens en B.C. de Savornin Lohman, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier M.T.E. van Huut.

Uitspraak

20 december 2005
Strafkamer
nr. 02793/05 H
IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsdegegaan arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 25 november 2003, nummer 21/001963-03, ingediend door:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Arnhem van 23 april 2003 - de aanvrager ter zake van "mishandeling" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek overeenkomstig art. 27 Sr. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen zoals in het arrest vermeld en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voorzover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
3.3. Het in de aanvrage gestelde behelst niets wat kan worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden als hiervoor onder 3.1 vermeld. De aanvrage kan daarom, gelet op de art. 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de waarnemend griffier M.T.E. van Huut, en uitgesproken op 20 december 2005.