ECLI:NL:HR:2005:AU7765
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Verstekverlening na herstelexploot dat voldoet aan wettelijke eisen
In deze zaak heeft de eiser tot cassatie, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.F.A. Linssen-van Rossum, op 27 juli 2005 een cassatieberoep ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 28 april 2005. De verweersters in cassatie, die niet verschenen zijn, zijn gevestigd en wonend op verschillende adressen. Het exploot van de eiser is betekend ten kantore van de advocaat van de verweersters, mr. E.R. Schenkhuizen. Tijdens de zittingen op 30 september en 14 oktober 2005 is niemand verschenen, waarna de zaak ambtshalve van de rol is gevoerd. De eiser heeft vervolgens op 21 oktober 2005 verzocht om verstekverlening tegen de verweersters, en de Advocaat-Generaal J. Spier heeft geconcludeerd tot een nieuwe rechtsdag voor hernieuwde oproeping van de verweersters op 4 november 2005. Na een verzoek om uitstel heeft de eiser op 18 november 2005 twee herstelexploten ingediend, waarna de zaak is aangehouden tot 2 december 2005 voor conclusie op verstek. Tijdens deze zitting heeft de advocaat van de eiser gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal, die vervolgens heeft geconcludeerd tot verstekverlening. De rolraadsheer heeft de zaak verwezen naar de eerste meervoudige kamer van de Hoge Raad voor beslissing op het verzoek om verstekverlening. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het gevraagde verstek verleend en de zaak verwezen naar de rolzitting van 6 januari 2006 voor voortprocederen. De Hoge Raad oordeelde dat het oorspronkelijke exploot niet voldeed aan de wettelijke eisen, maar dat de eiser een herstelexploot had uitgebracht dat wel aan de eisen voldeed, waardoor verstek kon worden verleend.