ECLI:NL:HR:2005:AU7730
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Verbod op aanvulling mondelinge uitspraak bij vervanging door schriftelijke uitspraak in belastingzaak
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 januari 2005, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998. De Inspecteur had aanvankelijk een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 174.921, maar na bezwaar werd deze ambtshalve verminderd tot ƒ 162.021. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond en handhaafde de verminderde aanslag. Belanghebbende ging in cassatie en voerde verschillende klachten aan.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof bij zijn schriftelijke uitspraak de motivering van zijn eerdere mondelinge uitspraak wezenlijk had gewijzigd, wat niet was toegestaan. Hierdoor kon de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor een hernieuwde behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en werd de Staat aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten moest vergoeden.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van consistentie in de motivering van uitspraken en de procedurele waarborgen die daarbij in acht moeten worden genomen. Dit arrest heeft implicaties voor de rechtspraktijk, vooral in belastingzaken, waar de motivering van beslissingen cruciaal is voor de rechtszekerheid van belanghebbenden.