ECLI:NL:HR:2005:AU7716

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
40393
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
  • J.W. van den Berge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking beroep en vergoeding van proceskosten en schade in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak gaat het om de intrekking van een beroep door belanghebbende, die op 20 november 2002 een beroep had ingetrokken tegen een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 1998 tot en met 31 december 1999. Belanghebbende verzocht de Inspecteur om veroordeling in de kosten van het geding voor het Hof en om schadevergoeding op basis van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het Hof heeft dit verzoek afgewezen, wat leidde tot een cassatieprocedure bij de Hoge Raad. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in, terwijl belanghebbende een conclusie van repliek indiende, die echter te laat was ingediend en daarom niet in behandeling werd genomen door de Hoge Raad.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onterecht had geoordeeld dat er geen wettelijke bepaling was die voorziet in het vergoeden van schade bij intrekking van een beroep, aangezien artikel 8:73a van de Awb deze mogelijkheid biedt. Desondanks leidde dit niet tot cassatie, omdat het Hof had vastgesteld dat belanghebbende geen kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand had gemaakt en niet aannemelijk had gemaakt dat hij schade had geleden door handelingen van de Inspecteur. Deze oordelen werden als feitelijk en niet onbegrijpelijk beschouwd, waardoor ze in cassatie niet konden worden bestreden.

De Hoge Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep ongegrond. Dit arrest werd uitgesproken op 9 december 2005 door de raadsheer P. Lourens als voorzitter, samen met de raadsheren C.B. Bavinck en J.W. van den Berge, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Cichowski.

Uitspraak

Nr. 40.393
9 december 2005
SE
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 28 november 2003, nr. BK-02/00445, betreffende na te melden verzoek om een veroordeling in de proceskosten en tot vergoeding van schade.
1. Geding voor het Hof
Bij de intrekking, bij brief van 20 november 2002, van het beroep betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 1998 tot en met 31 december 1999 heeft belanghebbende het verzoek gedaan om de Inspecteur te veroordelen in de kosten van het geding voor het Hof, alsmede tot het vergoeden van schade met toepassing van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Het Hof heeft het verzoek afgewezen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. Nu deze conclusie bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.
3. Beoordeling van 's Hofs uitspraak naar aanleiding van de klachten en ambtshalve
's Hofs oordeel dat er geen wettelijke bepaling is die, ingeval van intrekking van een beroep, voorziet in het bij afzonderlijke uitspraak veroordelen van een partij tot het vergoeden van schade als bedoeld in artikel 8:73 van de Awb, is onjuist. Met ingang van 1 april 2002 voorziet artikel 8:73a van voormelde wet immers in die mogelijkheid.
De klachten kunnen echter niet tot cassatie leiden. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende geen kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand heeft gemaakt in verband met proceshandelingen als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het Hof heeft voorts geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij, zoals hij aanvoerde, schade heeft geleden als gevolg van handelingen van de Inspecteur bij de afdoening van het bezwaar of in de loop van het geding. Deze oordelen kunnen als van feitelijke aard en niet onbegrijpelijk in cassatie niet met vrucht worden bestreden. Die oordelen staan met betrekking tot de gestelde kosten en schade in de weg aan een veroordeling als bedoeld in artikel 8:75a respectievelijk artikel 8:73a van de Awb.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P. Lourens als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2005.