ECLI:NL:HR:2005:AU7716
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Intrekking beroep en vergoeding van proceskosten en schade in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak gaat het om de intrekking van een beroep door belanghebbende, die op 20 november 2002 een beroep had ingetrokken tegen een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 1998 tot en met 31 december 1999. Belanghebbende verzocht de Inspecteur om veroordeling in de kosten van het geding voor het Hof en om schadevergoeding op basis van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het Hof heeft dit verzoek afgewezen, wat leidde tot een cassatieprocedure bij de Hoge Raad. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in, terwijl belanghebbende een conclusie van repliek indiende, die echter te laat was ingediend en daarom niet in behandeling werd genomen door de Hoge Raad.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onterecht had geoordeeld dat er geen wettelijke bepaling was die voorziet in het vergoeden van schade bij intrekking van een beroep, aangezien artikel 8:73a van de Awb deze mogelijkheid biedt. Desondanks leidde dit niet tot cassatie, omdat het Hof had vastgesteld dat belanghebbende geen kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand had gemaakt en niet aannemelijk had gemaakt dat hij schade had geleden door handelingen van de Inspecteur. Deze oordelen werden als feitelijk en niet onbegrijpelijk beschouwd, waardoor ze in cassatie niet konden worden bestreden.
De Hoge Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep ongegrond. Dit arrest werd uitgesproken op 9 december 2005 door de raadsheer P. Lourens als voorzitter, samen met de raadsheren C.B. Bavinck en J.W. van den Berge, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Cichowski.