ECLI:NL:HR:2005:AU7626
Hoge Raad
- Herziening
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis inzake ontucht en bedreiging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2005 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder vonnis van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch, dat op 16 oktober 1997 was uitgesproken. De aanvrager was veroordeeld voor ontucht met een aan hem toevertrouwde minderjarige en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De Rechtbank had de aanvrager opgelegd om 160 uren onbetaalde arbeid te verrichten in plaats van vier maanden gevangenisstraf, en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren. Tevens waren er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de aanvrager verplicht werd om bedragen te betalen aan de slachtoffers.
De aanvrage tot herziening werd ingediend op basis van de stelling dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die niet tijdens het oorspronkelijke proces aan het licht waren gekomen. De Hoge Raad oordeelde echter dat de aanvrage niet voldeed aan de vereisten van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat er sprake moet zijn van feitelijke omstandigheden die het ernstig vermoeden wekken dat, indien deze bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvrage niet-ontvankelijk was, omdat deze niet steunde op een feitelijke omstandigheid en er geen bewijs was geleverd voor de gestelde omstandigheden.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde daarmee de eerdere veroordeling van de aanvrager en de beslissing van de Rechtbank, waarbij de aanvrager niet in zijn verzoek tot herziening werd ontvangen. Dit arrest benadrukt het belang van de strikte eisen die aan een herzieningsverzoek worden gesteld, en de noodzaak om substantiële nieuwe feiten of bewijs te presenteren om in aanmerking te komen voor herziening van een strafvonnis.