ECLI:NL:HR:2005:AU6907
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de gelijkgestelde deelneming na omwisseling van aandelen in de vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door N.V. X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 3 november 2004, betreffende een voorlopige aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2000. De voorlopige aanslag was opgelegd aan belanghebbende, die na bezwaar een vermindering van de aanslag kreeg tot een belastbaar bedrag van ƒ 435.000.000, met een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting van ƒ 20.518.455. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad beoordeelt in deze zaak of na de omwisseling van aandelen nog sprake is van een gelijkgestelde deelneming in de zin van artikel 13, lid 3, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof heeft miskend dat de deelnemingsvrijstelling alleen van toepassing blijft indien belanghebbende de aandelen CCC, net als de aandelen E vóór de omwisseling, niet slechts ter belegging houdt. Het Hof heeft onvoldoende gemotiveerd of de aandelen CCC al dan niet ter belegging werden gehouden.
De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en moet de Staat het griffierecht van € 409 vergoeden aan belanghebbende. Dit arrest is gewezen op 25 november 2005 door de vice-president en vier raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.