ECLI:NL:HR:2005:AU6555
Hoge Raad
- Herziening
- C.J.G. Bleichrodt
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Herziening van een veroordeling wegens vervalsing en valsheid in geschrift
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2005 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De aanvrager, geboren in 1975 en ten tijde van de indiening gedetineerd in het Huis van Bewaring 'Noordsingel' te Rotterdam, was eerder veroordeeld voor 'medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vervalste betaalpas' en 'valsheid in geschrift'. De Hoge Raad beoordeelde de aanvrage tot herziening op basis van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat herziening slechts mogelijk is op basis van nieuwe bewijsmiddelen die niet eerder bekend waren en die een ernstig vermoeden wekken dat de uitkomst van de zaak anders zou zijn geweest.
De aanvrager stelde dat uit een fouilleringsformulier van de politie bleek dat de in beslag genomen bankpassen en bonnen geen verband hielden met het feit waarvan hij verdacht werd. De Hoge Raad oordeelde echter dat de in de aanvrage gestelde omstandigheid niet nieuw was, aangezien het fouilleringsformulier al bij de stukken van het geding aanwezig was. Dit betekende dat de rechter die de veroordeling had uitgesproken al op de hoogte was van deze informatie.
Gelet op het voorgaande concludeerde de Hoge Raad dat de aanvrage tot herziening kennelijk ongegrond was. De Hoge Raad wees de aanvrage af, waarmee de eerdere veroordeling in stand bleef. Deze uitspraak benadrukt het belang van nieuwe en relevante bewijsmiddelen voor een succesvolle herziening van een strafzaak.