ECLI:NL:HR:2005:AU6452
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Toerekening van het arbeidskostenforfait bij de berekening van het premie-inkomen in het kader van de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 2 juni 2003. De zaak betreft de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1999, waarbij aan de belanghebbende een belastbaar inkomen van ƒ 137.028 was opgelegd. De belastbare som voor de premie volksverzekeringen was vastgesteld op ƒ 11.919. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarop de belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verlaagde de aanslag tot een premie-inkomen van ƒ 26.627.
De Hoge Raad behandelt de vraag of bij de berekening van het Nederlandse premie-inkomen het arbeidskostenforfait volledig moet worden toegerekend aan de Nederlandse arbeidsinkomsten of naar rato van de Belgische en Nederlandse arbeidsinkomsten. De belanghebbende, die in 1999 in Nederland woonachtig was en zowel in België als Nederland werkte, stelde dat het arbeidskostenforfait volledig aan de Nederlandse arbeidsinkomsten moet worden toegerekend. Het Hof volgde dit standpunt, maar de Hoge Raad oordeelt dat deze uitleg niet juist is. De Hoge Raad concludeert dat de bepaling in de Uitvoeringsregeling premieheffing niet in strijd is met de Europese Verordening en dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven.
De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verklaart het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 18 november 2005.