ECLI:NL:HR:2005:AU6450
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende is opgelegd over de periode van 1 augustus 1992 tot en met 31 december 1995. De naheffingsaanslag omvatte een bedrag van ƒ 111.441 aan enkelvoudige belasting. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Gerechtshof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de bestreden uitspraak en de naheffingsaanslag. De Staatssecretaris van Financiën heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad heeft in deze zaak prejudiciële vragen geformuleerd aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. De vragen betreffen de uitleg van artikel 13, B, aanhef en letter d, aanhef en punt 6, van de Zesde richtlijn, specifiek of de toepassing van deze vrijstelling voor beheer van een gemeenschappelijk beleggingsfonds enkel afhankelijk is van de aard van de verrichte werkzaamheden, of dat deze ook afhankelijk is van de voorwaarde dat de diensten worden verricht door de belastingplichtige die een rechtsbetrekking onderhoudt met de deelnemers van het fonds.
De Hoge Raad heeft de zaak geschorst totdat het Hof van Justitie uitspraak heeft gedaan op de gestelde vragen. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 18 november 2005.