ECLI:NL:HR:2005:AU6049

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/271HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de rechtsgeldigheid van intrekking en wijziging van middelen in faillissementszaak

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van een vennootschap onder firma (VOF) tegen een uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De VOF had in het faillissement van A B.V. een vordering van ƒ 75.000,-- ingediend, die door de curator was betwist. Na een verificatievergadering en een rechtsgang bij de rechtbank, waar de vordering werd afgewezen, heeft de VOF hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de vordering tot voeging afgewezen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. De VOF heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze arresten van het hof.

Tijdens de cassatieprocedure heeft de VOF een akte aanpassing cassatiedagvaarding ingediend, waarin zij enkele middelen en middelonderdelen introk en verzocht om de resterende middelen op een aangepaste wijze te lezen. De Hoge Raad oordeelt dat de intrekking van de middelen en middelonderdelen geoorloofd is, maar dat de wijziging van de onderdelen 3.4-3.6 niet geoorloofd is. De Hoge Raad benadrukt dat de beoordeling van het cassatieberoep moet plaatsvinden op basis van de niet ingetrokken middelonderdelen.

De conclusie van de Advocaat-Generaal strekt tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad volgt deze conclusie. Het beroep wordt verworpen en de VOF wordt in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de curator op nihil worden begroot. Dit arrest is gewezen door de vice-president en een aantal raadsheren, en openbaar uitgesproken op 16 december 2005.

Uitspraak

16 december 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/271HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
MR. A. GOEDKOOP, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [A] B.V.,
kantoorhoudende te Breda,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: de VOF - heeft in het faillissement van [A] B.V. - hierna: Graphics - een vordering ingediend van ƒ 75.000,--. Op de op 9 juli 1998 gehouden verificatievergadering heeft de curator deze vordering betwist, waarna renvooi naar de rechtbank te Breda heeft plaatsgevonden.
De VOF heeft ter terechtzitting van de rechtbank van 18 augustus 1998 een vordering tot voeging van drie ten processe bedoelde renvooiprocedures, waaronder de onderhavige, alsmede een eis tot verificatie ingediend en gevorderd dat zij op grond van het hoofdelijk schuldenaarschap van Graphics en op grond van de pandakte tot een bedrag van ƒ 75.000,-- wordt toegelaten als crediteur met preferentie als separatist en voorzover de opbrengst van de verpande zaken dat niet toelaat als concurrente crediteur met veroordeling van verweerder in cassatie - verder te noemen: de curator - in diens hoedanigheid in de proceskosten.
De curator heeft de verificatievordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 8 juni 1999 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft de VOF hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij tussenarrest van 28 maart 2002 heeft het hof de vordering tot voeging afgewezen en de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van de curator.
Bij eindarrest van 3 oktober 2002 heeft het hof het vonnis waarvan beroep, onder aanvulling en verbetering van de gronden, bekrachtigd.
Beide arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen zowel het tussenarrest als het eindarrest van het hof heeft de VOF beroep in cassatie ingesteld.
Bij akte aanpassing cassatiedagvaarding heeft de VOF naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad in de zaak Duplicado B.V. tegen thans verweerder in cassatie, HR 9 juli 2004, nr. C03/057, NJ 2004, 519, de middelen I en II en van middel III de middelonderdelen 3.2 en 3.3 ingetrokken en verzocht de middelonderdelen 3.4 t/m 3.6 op de in de akte omschreven aangepaste wijze te lezen.
De cassatiedagvaarding en de akte aanpassing cassatiedagvaarding zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen curator is verstek verleend.
De zaak is voor de VOF toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de VOF heeft bij brief van 23 september 2005 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
3.1 Het stond de VOF vrij om, zoals zij gedaan heeft, een aantal middelen en middelonderdelen in te trekken. De intrekking heeft tot gevolg dat de middelen, onderscheidenlijk middelonderdelen niet meer kunnen worden onderzocht. De wijziging van de onderdelen 3.4-3.6 is evenwel niet geoorloofd. De door de VOF aangevoerde omstandigheid dat de Hoge Raad inmiddels, na het verstrijken van de cassatietermijn in de onderhavige zaak, in een parallelle zaak een arrest heeft gewezen, leidt niet tot een ander oordeel.
Het cassatieberoep moet dus worden beoordeeld op basis van de niet ingetrokken middelonderdelen, zoals deze in de cassatiedagvaarding zijn voorgesteld.
3.2 De in deze onderdelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de VOF in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 16 december 2005.