ECLI:NL:HR:2005:AU6017
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en autonome waardestijging
In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende is opgelegd over het jaar 1996. De aanslag betrof een belastbaar inkomen van ƒ 135.750, met een verhoging van de nageheven belasting van honderd procent. De Inspecteur verleende volledige kwijtschelding voor deze verhoging. Na bezwaar tegen de navorderingsaanslag, handhaafde de Inspecteur deze. Belanghebbende ging in beroep bij het Gerechtshof, dat het beroep gegrond verklaarde, de uitspraak van de Inspecteur vernietigde en de navorderingsaanslag verlaagde tot een belastbaar inkomen van ƒ 109.525. Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris van Financiën gingen in cassatie tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond en het beroep van de Staatssecretaris gegrond. De uitspraak van het Hof werd vernietigd, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur werd ongegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat het voordeel van ƒ 89.352, behaald met de verkoop van een woning, aan te merken is als inkomsten uit arbeid, met uitzondering van een bedrag dat moet worden toegeschreven aan autonome waardestijging. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat het voordeel niet volledig aan de arbeid van belanghebbende kon worden toegeschreven.
De zaak betreft belangrijke juridische vragen over de kwalificatie van inkomsten en de toepassing van belastingwetgeving, met name de Wet op de inkomstenbelasting 1964. De Hoge Raad heeft in deze uitspraak duidelijkheid verschaft over de toerekening van voordelen uit de verkoop van onroerend goed aan arbeid versus autonome waardestijging.