ECLI:NL:HR:2005:AU5804
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Bewijs opzetheling en de kennis van de verdachte over de herkomst van de snorfiets
In deze zaak, die op 13 december 2005 door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om de bewijsvoering van opzetheling. De verdachte had in de periode van 12 tot en met 15 september 1998 een rode Vespa Piaggio voorhanden, waarvan de eigendom door een slachtoffer was aangetoond. De verdachte verklaarde dat hij de snorfiets had geleend van iemand wiens naam hij niet wilde noemen. De Hoge Raad oordeelde dat uit de beschikbare bewijsmiddelen niet kon worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de snorfiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Dit leidde tot de conclusie dat de bewezenverklaring van het subsidiaire feit onvoldoende gemotiveerd was.
De zaak was in cassatie gebracht tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 1 december 2003 had geoordeeld. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissingen over het vijfde tenlastegelegde feit en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling van deze onderdelen. De overige middelen van cassatie werden verworpen, wat betekent dat de Hoge Raad geen aanleiding zag om de gehele uitspraak te vernietigen.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van voldoende bewijs voor de kennis van de verdachte over de herkomst van het goed in zaken van opzetheling. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de eisen voor bewijsvoering in dergelijke zaken verduidelijkt.