ECLI:NL:HR:2005:AU5790
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid in cassatie en geldigheid appèldagvaarding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2005 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren op Curaçao in 1974, was in hoger beroep veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder het belemmeren van een ambtenaar en schuldheling. De verdachte stelde in cassatie dat de dagvaarding in hoger beroep niet in persoon aan hem was uitgereikt, wat de Hoge Raad heeft onderzocht. De handtekening op het identiteitsbewijs van de verdachte kwam overeen met eerdere handtekeningen, maar niet met de handtekening op de akte van uitreiking van de appèldagvaarding. De Hoge Raad oordeelde dat het aannemelijk was dat de appèldagvaarding niet in persoon was uitgereikt aan de verdachte. Hierdoor werd de verdachte ontvangen in zijn cassatieberoep en werd het middel dat betrekking had op de geldigheid van de appèldagvaarding gegrond verklaard. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verklaarde de dagvaarding in hoger beroep nietig.