ECLI:NL:HR:2005:AU5654

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/201HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij ongeval tijdens paardrijles

In deze zaak gaat het om een ongeval dat plaatsvond tijdens een paardrijles op 3 juni 1996, waarbij de eiser, handelende onder de naam 'Stal [M]', aansprakelijk werd gesteld door de verweerster. De verweerster vorderde bij de rechtbank Arnhem dat de eiser werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding, die nader moest worden opgemaakt bij staat. De rechtbank oordeelde op 25 april 2002 dat de eiser de helft van de schade moest vergoeden en veroordeelde hem in de proceskosten. Hierop volgde hoger beroep door de eiser en incidenteel hoger beroep door de verweerster bij het gerechtshof te Arnhem. Het hof bekrachtigde op 16 maart 2004 het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de eiser in de kosten van het principaal beroep. Tegen deze uitspraak stelde de eiser cassatie in, terwijl de verweerster incidenteel cassatieberoep instelde. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en op 23 december 2005 uitspraak gedaan. De Hoge Raad verwerpt zowel het principale als het incidentele beroep, en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat verdere motivering niet nodig is, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling oproepen.

Uitspraak

23 december 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/201HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], handelende onder de naam 'Stal [M]'
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, incidenteel verweerder,
advocaat: voorheen mr. M.E.M.G. Peletier,
thans mr. R.S. Meijer,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
incidenteel eiseres,
advocaat: mr. E. Grabandt.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - heeft bij exploot van 17 mei 2001 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de rechtbank te Arnhem en gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] te veroordelen tot betaling aan [verweerster] het bedrag van alle geleden en nog te lijden schade, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en te worden vereffend volgens de wet, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 3 juni 1996 tot aan de dag der algehele voldoening.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 25 april 2002 [eiser] veroordeeld tot betaling aan [verweerster] van de helft van alle in verband met het ongeval van 3 juni 1996 geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, [eiser] in de proceskosten aan de zijde van [verweerster] veroordeeld, de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. [Verweerster] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 16 maart 2004 heeft het hof het bestreden vonnis van de rechtbank bekrachtigd, [eiser] in de kosten van het principaal beroep aan de zijde van [verweerster] veroordeeld en [verweerster] in de kosten van het incidenteel beroep aan de zijde van [eiser], en deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. [Verweerster] heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende het incidenteel beroep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerster] mede door mr. J. Brandt, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van zowel het principale als het incidentele beroep.
3. Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale en in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 23 december 2005.