ECLI:NL:HR:2005:AU5479

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00680/05 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis wegens persoonsverwisseling in een strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2005 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Maastricht, dat op 24 september 2004 was uitgesproken. De aanvrager, geboren in 1964, had een geldboete van € 270,- opgelegd gekregen voor diefstal door twee of meer verenigde personen. De aanvrage tot herziening was ingediend op basis van de stelling dat de aanvrager ten onrechte was veroordeeld, omdat zijn broer zich van valse personalia had bediend tijdens de aanhouding. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen waren dat de aanvrager niet de persoon was die het feit had gepleegd, maar dat zijn broer, die op dat moment in de problemen zat, zijn naam had opgegeven.

De Hoge Raad heeft de aanvrage gegrond verklaard en de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis bevolen. De zaak is vervolgens verwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal, die de aanvrage steunde, was dat de Politierechter, indien hij op de hoogte was geweest van de feiten en omstandigheden, de aanvrager waarschijnlijk zou hebben vrijgesproken. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige identificatie van verdachten en de mogelijkheid van herziening in gevallen van persoonsverwisseling.

Uitspraak

6 december 2005
Strafkamer
nr. 00680/05 H
IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Maastricht van 24 september 2004, nummer 03/060466-04, ingediend door:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "diefstal door twee of meer verenigde personen" veroordeeld tot een geldboete van € 270,-, subsidiair 5 dagen hechtenis.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat hij het feit niet heeft begaan, maar dat mogelijk zijn broer zich van valse personalia heeft bediend.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, voorzover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvrage vermelde uitspraak zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 467, eerste lid, Sv is voorzien.
4. Beoordeling van de aanvrage
4.1. Als bijlagen bij de aanvrage zijn onder meer gevoegd:
- een brief van 23 december 2004 van de Officier van Justitie Geuns aan de Regiopolitie Limburg-Zuid, onder meer inhoudende:
"Onder verwijzing naar bijgaande brief van ene [aanvrager], verzoek ik U om een onderzoek in te stellen naar de beweringen van deze veroordeelde. Hij stelt dat mogelijk een ander zijn naam heeft opgegeven. Ik wijs U erop dat inderdaad in het dossier daarvoor aanknopingspunten kunnen bestaan (...)."
- een proces-verbaal van bevindingen van 21 februari 2005, nummer 2004089008-37, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1], brigadier van politie en [verbalisant 2], surveillant van politie, onder meer inhoudende:
"onderzoek naar winkeldiefstal/opgeven valse naam:
Op vrijdag 2 juli 2004 te 13:15 uur hielden wij verbalisanten een man als verdachte aan terzake vermoedelijke overtreding van artikel 311 c.q. 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte gaf naar zijn naam gevraagd op te zijn genaamd: [aanvrager], geboren op [geboortedatum]/1964, wonende te [a-straat 1a] te [woonplaats].
(...)
Op vrijdag 02 juli 2004 te 14:44 uur hoorde ik verbalisant [verbalisant 1] deze verdachte.
Ook bij het verhoor gaf de verdachte naar zijn naam gevraagd op te zijn genaamd:
[aanvrager], geboren op [geboortedatum]/1964, wonende te [a-straat 1a] te [woonplaats].
(...)
Op zaterdag 03 juli 2004 te 14:18 uur hoorde ik verbalisant [verbalisant 1] voor de tweede maal deze verdachte.
Ook bij het verhoor gaf de verdachte naar zijn naam gevraagd op te zijn genaamd:
[aanvrager], geboren op [geboortedatum]/1964, wonende te [a-straat 1a] te [woonplaats].
(...)
inzending proces-verbaal
Het proces-verbaal werd ingezonden naar het openbare ministerie. De verdachte werd veroordeeld.
(...)
verzoek nader onderzoek O.V.J. identiteit:
Op 23 december 2004 verzocht de heer officier van justitie te Maastricht, Geuns, mij verbalisant [verbalisant 1], een nader onderzoek in deze in te stellen.
(...)
onderzoek telefonisch [aanvrager]
Op 05 januari 2005 had ik verbalisant [verbalisant 1] telefonisch contact met een man die opgaf te zijn genaamd [aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]/1964, wonende te [woonplaats] [a-straat 2].
(...)
Hij deelde mij mede dat hij de brief had geschreven aan het Centraal Justitieel Incassobureau. Hij had slechts 1 broer genaamd [de broer], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]/1968.
Hij had geen recente foto van zijn broer noch wist hij waar zijn zwervende broer uithing.
Desgevraagd beloofde hij mij een fotocopie te zenden van zijn rijbewijs en identiteitsbewijs waarop goedgelijkende foto's van hem [aanvrager] op stonden.
Deze brief met een kleuren-fotocopie werden ontvangen.
Wij verbalisanten bekeken deze foto's en kunnen met zekerheid verklaren dat de man op de foto niet degene is die wij destijds hebben aangehouden danwel hebben gehoord.
(...)
nader onderzoek politie
Op de afdeling informatie van de politie Regio Limburg Zuid werd ons desgevraagd een foto-afdruk gegeven van een man genaamd:
VERDACHTE:
[de broer] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]/1968, wonende te [woonplaats], [b-straat 1].
(...)
Wij herkenden deze man als zijnde de man, die wij verbalisanten op 2 juli 2004 hadden aangehouden en vervolgens hadden gehoord.
(...)"
- Een brief van 4 maart 2005 van de Officier van Justitie Geuns aan de aanvrager, onder meer inhoudende:
"In antwoord op Uw brief van 11 november 2004, en tevens in aansluiting op onze telefonische contacten, kan ik U thans mededelen dat het onderzoek naar aanleiding van Uw brief heeft uitgewezen dat U inderdaad ten onrechte bent veroordeeld in de zaak met bovenvermeld parketnummer, nu Uw broer valselijk Uw naam opgegeven heeft toen hij werd aangehouden. (...)"
4.2. De inhoud van de hiervoor onder 4.1 genoemde stukken geeft steun aan de stelling waarop de aanvrage berust, te weten dat in de zaak die leidde tot de uitspraak waarvan herziening is gevraagd sprake is geweest van persoonsverwisseling.
4.3. Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat de Politierechter, ware deze met de evenvermelde feiten en omstandigheden bekend geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
5. Slotsom
Uit het vorenoverwogene volgt dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv, zodat de aanvrage gegrond is en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
Beveelt voorzover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de
Politierechter in de Rechtbank te Maastricht van 24 september 2004;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 6 december 2005.