ECLI:NL:HR:2005:AU5437
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Vordering benadeelde partij in strafzaak met overschrijding redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een vordering van de benadeelde partij in een strafzaak tegen de verdachte, die is veroordeeld voor diefstal met geweld. De vordering van de benadeelde partij was in eerste aanleg toegewezen tot een bedrag van € 1.263, maar in hoger beroep heeft de benadeelde partij haar oorspronkelijke vordering van € 1.997 opnieuw ingediend. Het hof heeft de vordering in hoger beroep toegewezen tot het bedrag van € 1.263, zonder een beslissing te nemen over het resterende deel van de vordering. De verdachte heeft cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep is overschreden, wat leidt tot strafvermindering. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. De opgelegde gevangenisstraf is verminderd tot 29 maanden en de zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling van de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel.
De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken op 6 december 2005. De zaak benadrukt het belang van een tijdige behandeling van cassatieberoepen en de gevolgen van overschrijding van de redelijke termijn voor de verdachte.