ECLI:NL:HR:2005:AU5233
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Geschil over omgangsregeling na beëindiging van een affectieve relatie en consultatieplicht van de moeder
In deze zaak gaat het om een geschil na de beëindiging van een affectieve relatie tussen de vader en de moeder van een minderjarig kind, geboren op 14 augustus 2000. De vader, die het kind niet heeft erkend, verzoekt de rechtbank om een omgangsregeling vast te stellen en om de moeder te verplichten hem te raadplegen voordat belangrijke beslissingen over het kind worden genomen. De moeder verzet zich tegen dit verzoek en vraagt de vader niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank heeft op 26 mei 2003 een omgangsregeling vastgesteld, maar de moeder heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 9 december 2003 een tussenbeschikking heeft gegeven waarin de werking van de eerdere beschikking is geschorst en de Raad voor de Kinderbescherming is verzocht om onderzoek te doen naar de omgangsregeling.
In de eindbeschikking van 28 september 2004 heeft het hof de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de moeder de vader moet informeren over belangrijke zaken met betrekking tot het kind, maar heeft het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling afgewezen. Het hof oordeelt dat het belang van het kind zich verzet tegen een omgangsregeling, gezien de verstoorde communicatie tussen de ouders en het gebrek aan contact tussen de vader en het kind. De vader en de moeder hebben beide cassatieberoep ingesteld tegen deze eindbeschikking.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 9 december 2005 het cassatieberoep van de vader en het incidentele cassatieberoep van de moeder verworpen. De Hoge Raad oordeelt dat het hof de juiste maatstaf heeft aangelegd bij de beoordeling van het verzoek tot omgang en dat de beslissing van het hof voldoende gemotiveerd is. De Hoge Raad bevestigt dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en dat dit een negatieve invloed heeft op het kind, waardoor een omgangsregeling niet in het belang van het kind is.