ECLI:NL:HR:2005:AU5010

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01926/05 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • F.H. Koster
  • G.J.M. Corstens
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis van de Kantonrechter te Maastricht inzake motorrijtuigverzekering

In deze zaak gaat het om een herziening van een vonnis van de Kantonrechter te Maastricht, waarbij de aanvrager op 23 september 2002 was veroordeeld voor het rijden zonder verzekering van een motorrijtuig. De aanvrager, geboren in 1959 en wonende te [woonplaats], had op 31 maart 2001 met een motorrijtuig gereden zonder dat daarvoor een verzekering was afgesloten, wat leidde tot een veroordeling tot twee weken hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor zes maanden.

De aanvrager heeft een verzoek tot herziening ingediend, waarbij hij stelt dat er nieuwe bewijsmiddelen zijn die aantonen dat er op de datum van de overtreding wel degelijk een verzekering voor het motorrijtuig met kenteken [AA-00-BB] was afgesloten. De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening beoordeeld aan de hand van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat herziening alleen mogelijk is op basis van nieuwe feiten of omstandigheden die niet eerder bekend waren en die een vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging zouden kunnen rechtvaardigen.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de overgelegde bewijsmiddelen niet voldoende aannemelijk maken dat er op de relevante datum een verzekering van kracht was. Gezien deze bevindingen heeft de Hoge Raad de aanvrage tot herziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren G.J.M. Corstens en W.M.E. Thomassen, en is uitgesproken op 11 oktober 2005.

Uitspraak

11 oktober 2005
Strafkamer
nr. 01926/05 H
AM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Kantonrechter te Maastricht van 23 september 2002, nummer 03/400260-02, ingediend door mr. J.J.M. Goltstein, advocaat te Kerkrade, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] in 1959, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Kantonrechter heeft de aanvrager ter zake van "als bestuurder van een motorrijtuig daarmede op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden", gepleegd op 31 maart 2001, veroordeeld tot hechtenis voor de duur van twee weken, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voorzover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv, aangezien uit de aan de aanvrage gehechte bescheiden zou blijken dat op 31 maart 2001 voor het motorvoertuig met het kenteken [AA-00-BB] wel een verzekering overeenkomstig de WAM van kracht was.
3.3. Op grond van de bij de aanvrage overgelegde bewijsmiddelen is evenwel onvoldoende aannemelijk geworden dat voor het bedoelde motorvoertuig inderdaad een verzekering overeenkomstig de WAM van kracht was.
3.4. Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat de aanvrage kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier M.T.E. van Huut, en uitgesproken op 11 oktober 2005.