ECLI:NL:HR:2005:AU4949
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Herziening van veroordeling wegens feitelijke aanranding van de eerbaarheid
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2005 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Arnhem, dat op 29 augustus 2002 was uitgesproken. De aanvrager, geboren op Sint Maarten in 1979, was veroordeeld voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid en kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 30 uren. De aanvrage tot herziening werd ingediend door mr. P. Benders, advocaat te Enschede, en was gebaseerd op verschillende omstandigheden die volgens de aanvrager onverenigbaar waren met zijn veroordeling. De aanvrager stelde dat hij door een ongeval in 1995 een gecompliceerde breuk in zijn rechterbeen had opgelopen, waardoor hij zich slechts met een kruk of wandelstok kon voortbewegen. Daarnaast had hij door een eerder ongeval de functie van zijn rechteroog verloren, wat leidde tot een bloeddoorlopen uiterlijk van dat oog. Verder werd aangevoerd dat als de drie aangeefsters als getuigen waren gehoord, dit had kunnen leiden tot de conclusie dat de aanvrager de aangeefsters niet had aangerand.
De Hoge Raad beoordeelde de aanvrage en stelde vast dat de aangevoerde omstandigheden niet konden leiden tot een ernstig vermoeden dat, indien deze bekend waren geweest tijdens het oorspronkelijke onderzoek, dit had geleid tot vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvrage kennelijk ongegrond was en wees deze af. De uitspraak werd gedaan door vice-president F.H. Koster, samen met raadsheren G.J.M. Corstens en B.C. de Savornin Lohman, in aanwezigheid van waarnemend griffier M.T.E. van Huut.