ECLI:NL:HR:2005:AU4740
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over stakingslijfrente en overdracht van onderneming
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X, woonachtig in Denemarken, tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 16 juni 2004. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997, waarbij een belastbaar inkomen van ƒ 367.404 is vastgesteld. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende cassatie heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de ingediende middelen. Het eerste middel richtte zich tegen het oordeel van het Hof dat de lijfrente niet was bedongen als tegenprestatie voor de overdracht van de onderneming aan A B.V. De Hoge Raad oordeelde dat dit middel niet tot cassatie kon leiden, aangezien het Hof had vastgesteld dat belanghebbende vóór de overdracht van de onderneming had besloten om het melkveebedrijf te liquideren. Hierdoor was artikel 45, lid 7, letter a, sub 2, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 niet van toepassing.
Het tweede middel werd eveneens verworpen, omdat het geen nadere motivering vereiste volgens artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep ongegrond, en dit arrest werd openbaar uitgesproken op 21 oktober 2005 door de vice-president en de raadsheren.