ECLI:NL:HR:2005:AU4620

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R05/040HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van het salaris van de curator in faillissementszaak H.B.T. Holland Biotechnology B.V.

In deze zaak gaat het om de vaststelling van het salaris van de curator in het faillissement van H.B.T. Holland Biotechnology B.V. (HBT). De rechtbank te 's-Gravenhage verklaarde HBT op 5 januari 1994 in staat van faillissement en benoemde een curator. Op 30 september 1998 werd de verzoeker tot cassatie, de curator, benoemd. De rechtbank had eerder goedkeuring gegeven aan de voorschotdeclaraties van de curator, maar in een brief van 27 februari 2004 werd de curator geïnformeerd dat toekomstige uren voor het bestuderen van het dossier en jurisprudentie niet meer vergoed zouden worden. De rechter-commissaris adviseerde de rechtbank om het salaris van de curator vast te stellen op het bedrag dat tot 1 juli 2003 als voorschot was toegekend. De curator maakte bezwaar tegen dit advies en de rechtbank stelde op 14 januari 2005 het salaris van de curator vast op het eerder toegekende bedrag van € 203.745,10, inclusief omzetbelasting. De curator ging in cassatie tegen deze beschikking. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank voldoende gemotiveerd had gehandeld en dat de door de curator verrichte werkzaamheden niet meer vergoeding rechtvaardigden dan het reeds toegekende voorschot. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de beslissing van de rechtbank.

Uitspraak

25 november 2005
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/040HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De curator],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. M.G. Suermondt.
1. Het geding in feitelijke instantie
Bij vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 5 januari 1994 is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid H.B.T. Holland Biotechnology B.V. (hierna: HBT) in staat van faillissement verklaard met benoeming van een curator en een rechter-commissaris. Bij beschikking van 30 september 1998 is verzoeker tot cassatie tot (opvolgend) curator benoemd. Deze wordt hierna ook aangeduid als: de curator.
De rechtbank heeft bij brief van 27 februari 2004 de curator onder meer bericht dat bij haar laatste beschikking van 7 november 2003 de door de curator bestede uren zijn toegestaan, doch dat zij, mochten diens werkzaamheden bij het volgende salarisverzoek wederom bestaan uit het bestuderen van het dossier, jurisprudentie en overige studie, voornemens is om deze uren in beginsel niet meer in aanmerking te nemen.
Bij brief van 9 maart 2004 heeft de curator op die brief gereageerd.
In afwijking van de salarisvoorstellen van de curator heeft de rechter-commissaris, met het oog op het vaststellen van de slotuitdelingslijst, de rechtbank geadviseerd het salaris van de curator over de gehele faillissementsperiode vast te stellen op het bedrag dat tot 1 juli 2003 terzake als voorschot is toegekend.
De curator heeft bij brief van 8 december 2004 zijn bezwaren tegen het advies van de rechter-commissaris kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft bij beschikking van 14 januari 2005 het salaris van de curator vastgesteld op het bedrag dat reeds eerder als voorschot was toegekend tot 1 juli 2003.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft de curator beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Het gaat in deze zaak om de vaststelling door de rechtbank op de voet van art. 71 lid 1 F. van het salaris van verzoeker tot cassatie als curator in het faillissement van HBT ten behoeve van de slotuitdelingslijst, nadat de rechtbank in de loop der tijd voorschot-declaraties had goedgekeurd. De rechtbank heeft het salarisvoorstel van de curator niet gevolgd en, overeenkomstig het advies van de rechter-commissaris, het salaris van de curator en de voormalige curator vastgesteld op het bedrag dat reeds eerder bij wijze van voorschot is toegekend, zijnde € 203.745,10 (inclusief omzetbelasting). De rechtbank heeft daartoe overwogen dat aan de curatoren over de gehele faillissementsperiode tot 1 juli 2003 het genoemde bedrag aan voorschot is toegekend, waarvan door verzoeker tot cassatie is gedeclareerd € 136.137,13 aan jurisprudentieonderzoek (38 uren), dossierstudie (109 uren) en overige verrichtingen die in ieder geval lijken te zien op de bewerkelijkheid van het faillissement. De rechtbank overwoog dat op zichzelf sprake is van een bewerkelijk faillissement, waarin de curator in twee procedures verwikkeld is geweest, waarvan er één van ingewikkelde en bewerkelijke aard was en de curator die zaak van zijn voorganger heeft moeten overnemen en zich heeft moeten inlezen, terwijl ook de andere (renvooi)procedure tijd heeft gekost. De rechtbank heeft evenwel als haar oordeel uitgesproken dat de genoemde omstandigheden niet rechtvaardigen dat ten behoeve van de slotuitdelingslijst een hoger salarisbedrag wordt vastgesteld dan reeds aan voorschot is toegekend. Daaraan doet niet af, aldus de rechtbank, dat de curator niet vanaf het begin bij het faillissement betrokken is geweest en overigens veel werk heeft gehad dat is gerangschikt onder "boedeladministratie" en "algemene werkzaamheden faillissement".
3.2.1 Het tegen de beschikking van de rechtbank gerichte middel klaagt dat de rechtbank geen vergoeding meer heeft toegekend voor de na 1 juli 2003 door de curator verrichte werkzaamheden, nu de rechtbank in de brief van 27 februari 2004 had aangekondigd geen werkzaamheden bestaande uit het bestuderen van het dossier, jurisprudentie en overige studie meer te zullen vergoeden en de curator blijkens de declaratieadviezen geen uur meer besteed heeft aan werkzaamheden als in die brief genoemd, terwijl de na 1 juli 2003 uitgevoerde werkzaamheden zijn besteed aan de afwikkeling van het faillissement en niet te vermijden waren.
3.2.2 Bij de beoordeling van deze klacht moet worden vooropgesteld dat voor een beschikking als bedoeld in art. 71 lid 1 F. in beginsel met een sobere motivering kan worden volstaan, zoals dat ook het geval is met de in art. 73 F. genoemde beschikkingen (zie HR 28 juni 1985, rek.nr. 6850, NJ 1985, 870). De gedingstukken kunnen evenwel tot een uitvoeriger motivering nopen. Voor een salarisvaststelling als hier aan de orde is daarvan in ieder geval sprake wanneer de rechtbank daarbij afwijkt van het door de curator opgegeven bedrag. In een dergelijk geval dient de beschikking ten minste zodanig gemotiveerd te worden dat deze voldoende inzicht verschaft in de daaraan ten grondslag liggende gedachtegang.
3.2.3 De rechtbank heeft in haar beschikking tot uitdrukking gebracht dat het totale tot 1 juli 2003 aan de curatoren bij wijze van voorschot vergoede bedrag naar haar oordeel als een passende beloning moet worden beschouwd voor alle door de curatoren in het faillissement verrichte werkzaamheden, die van na 1 juli 2003 daaronder derhalve begrepen. Voor zover het middel klaagt dat de rechtbank geen vergoeding heeft toegekend voor die werkzaamheden, kan het bij gemis aan feitelijke grondslag dus niet tot cassatie leiden. Voor het overige faalt het middel, nu de door de rechtbank gegeven motivering voldoende inzicht verschaft in haar gedachtegang en het opkomt tegen een aan de rechtbank als feitenrechter voorbehouden waardering van de feiten en het bestreden oordeel voorts niet onbegrijpelijk is.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann en F.B. Bakels en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 25 november 2005.