ECLI:NL:HR:2005:AU4615
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over geldlening en terugbetaling met onbegrijpelijke uitleg van stellingen
In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], verweerster, voorheen wonende te [woonplaats] en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, gedagvaard voor de rechtbank te Zutphen. Eiser vorderde een bedrag van € 1.100,--, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van een geldlening die hij in augustus 2003 aan verweerster zou hebben verstrekt. De kantonrechter heeft de vordering van eiser afgewezen, omdat niet voldoende bewijs was geleverd dat de bedragen daadwerkelijk ter lening aan verweerster zijn verstrekt. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit eindvonnis van de kantonrechter.
De Hoge Raad heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de kantonrechter onbegrijpelijk had geoordeeld over de stellingen van verweerster, die niet had betwist dat zij de bedragen had geleend, maar had gesteld dat deze al terugbetaald waren. De Hoge Raad concludeerde dat het oordeel van de kantonrechter niet voldoende gemotiveerd was en dat de kosten van het geding in cassatie gereserveerd worden, aangezien verweerster niet verschenen was.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van duidelijke en begrijpelijke motivering door de lagere rechters, vooral in zaken waar de feiten en stellingen van partijen ter discussie staan. De beslissing van de Hoge Raad is op 23 december 2005 openbaar uitgesproken.