ECLI:NL:HR:2005:AU4487
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Hernieuwd verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling na tussentijdse beëindiging en opheffing van faillissement
In deze zaak heeft verzoeker tot cassatie, [verzoeker], op 5 oktober 2004 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Zwolle om de schuldsaneringsregeling opnieuw op hem van toepassing te verklaren. Dit verzoek werd afgewezen door de rechtbank bij vonnis van 21 december 2004. Verzoeker ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 10 februari 2005 het vonnis van de rechtbank bekrachtigde. Hierop heeft verzoeker cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad behandelt de vraag of het hof de juiste toepassing heeft gegeven aan artikel 288 lid 2 van de Faillissementswet, dat bepaalt dat een verzoek tot toepassing van de schuldsanering kan worden afgewezen indien de schuldenaar in de tien jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoek al eerder onder de schuldsaneringsregeling heeft gestaan. Het hof had overwogen dat verzoeker, die een totale schuldenlast van € 134.453,46 had, niet voldeed aan de voorwaarden voor hernieuwde toelating tot de schuldsaneringsregeling, gezien zijn eerdere faillissement en de beëindiging van de regeling.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof in zijn overwegingen niet onjuist heeft gehandeld. Hoewel het hof de formulering van de wet niet correct heeft weergegeven, blijkt uit de context dat het hof de discretionaire bevoegdheid van de rechter heeft erkend. De Hoge Raad concludeert dat het hof de relevante omstandigheden in zijn beoordeling heeft meegenomen en dat de beslissing om het verzoek af te wijzen niet in strijd is met de wet. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de uitspraak van het hof.