ECLI:NL:HR:2005:AU4421

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
41050
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.G. van Vliet
  • P. Lourens
  • J.W. van den Berge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting en proceskosten

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft navorderingsaanslagen in de vennootschapsbelasting voor de jaren 1990, 1997 en 1999, opgelegd aan belanghebbende, een vennootschap die inmiddels is omgevormd tot A B.V.B.A. te Z (België). De navorderingsaanslagen betroffen aanzienlijke bedragen, respectievelijk ƒ 7.681.612, ƒ 20.871.883 en ƒ 26.777.544. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de Inspecteur heeft niet tijdig beslist op de bezwaren, wat heeft geleid tot een beroep bij het Hof. Het Hof heeft de beroepen gegrond verklaard en de navorderingsaanslagen en de aanslag vernietigd.

De Staatssecretaris van Financiën heeft vervolgens cassatie ingesteld, waarbij hij twee middelen heeft aangevoerd. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend, en er zijn conclusies van repliek en dupliek uitgewisseld. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard, wat betekent dat de uitspraak van het Hof in stand blijft. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De Hoge Raad heeft de Staat aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak aangegeven dat de middelen van de Staatssecretaris niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen nadere motivering nodig is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2005.

Uitspraak

Nr. 41.050
14 oktober 2005
RW
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 mei 2004, inzake bij het Hof met nrs. 04/00223, 04/00342 en 04/00343 ingestelde beroepen betreffende na te melden aan X N.V. (thans A B.V.B.A.) te Z (België) opgelegde (navorderings)aanslagen in de vennootschapsbelasting.
1. Navorderingsaanslagen, aanslag, bezwaren en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1997 een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 20.871.883.
Aan belanghebbende is voor het jaar 1990 een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 7.681.612.
Aan belanghebbende is voor het jaar 1999 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 26.777.544.
Belanghebbende heeft tegen de navorderingsaanslagen en de aanslag bezwaar gemaakt.
Belanghebbende is tegen het niet tijdig nemen door de Inspecteur van beslissingen op de door haar gemaakte bezwaren in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de beroepen gegrond verklaard en de navorderingsaanslagen en de aanslag vernietigd.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen aangevoerd.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van repliek ingediend
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 40672 met de onderhavige zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van € 1288, derhalve € 644, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2005.
Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 414.