ECLI:NL:HR:2005:AU4421
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting en proceskosten
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft navorderingsaanslagen in de vennootschapsbelasting voor de jaren 1990, 1997 en 1999, opgelegd aan belanghebbende, een vennootschap die inmiddels is omgevormd tot A B.V.B.A. te Z (België). De navorderingsaanslagen betroffen aanzienlijke bedragen, respectievelijk ƒ 7.681.612, ƒ 20.871.883 en ƒ 26.777.544. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de Inspecteur heeft niet tijdig beslist op de bezwaren, wat heeft geleid tot een beroep bij het Hof. Het Hof heeft de beroepen gegrond verklaard en de navorderingsaanslagen en de aanslag vernietigd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft vervolgens cassatie ingesteld, waarbij hij twee middelen heeft aangevoerd. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend, en er zijn conclusies van repliek en dupliek uitgewisseld. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard, wat betekent dat de uitspraak van het Hof in stand blijft. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De Hoge Raad heeft de Staat aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak aangegeven dat de middelen van de Staatssecretaris niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen nadere motivering nodig is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2005.