ECLI:NL:HR:2005:AU4295
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- P.J. van Amersfoort
- C.A. Streefkerk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over inhouding loonbelasting bij beëindiging terbeschikkingstelling auto
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de inhouding van loonbelasting over een nabetaling die aan een werknemer, hier aangeduid als belanghebbende, is gedaan na de beëindiging van de terbeschikkingstelling van een auto. In oktober 2001 ontving de belanghebbende een nabetaling van ƒ 11.192 (€ 5079) van zijn werkgever, waarover loonbelasting en premie volksverzekeringen zijn ingehouden. De belanghebbende maakte bezwaar tegen de inhouding van loonbelasting over een deel van dit bedrag, namelijk ƒ 1927 (€ 874), en vroeg om teruggaaf van de ingehouden belasting. De Inspecteur wees dit verzoek af, waarna de belanghebbende in beroep ging bij het Hof.
Het Hof verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de Inspecteur, waarbij het Hof oordeelde dat de uitbetaling van het bedrag van ƒ 11.192 niet tot het loon van de belanghebbende behoort, omdat deze uitbetaling onverbrekelijk verbonden is met het genot van de ter beschikking gestelde auto. De Staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelt dat de inhouding van loonbelasting over het bedrag van ƒ 1927 terecht heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad stelt vast dat artikel 11a van de Wet op de loonbelasting 1964 betrekking heeft op loon in natura, en niet op geldelijke uitbetalingen. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.