ECLI:NL:HR:2005:AU4121
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- W.A.M. van Schendel
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Geschil over testamentair erfgenaamschap tussen voormalige partner en kinderen van erflater
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een voormalige partner van een erflater en diens kinderen, die de enige erfgenamen zijn. De eiseres, die in Polen woont, heeft de erven van de overleden [betrokkene 1] gedagvaard voor de rechtbank te Groningen. Zij vorderde dat werd verklaard dat zij gerechtigd is in de nalatenschap van de erflater, zoals beschreven in diens testament van 11 juni 1993. De verweerders hebben de vordering bestreden. Na een comparitie van partijen en getuigenverhoor heeft de rechtbank bij eindvonnis van 23 juli 2003 de vorderingen van de eiseres afgewezen. Hierop heeft de eiseres hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden, dat op 16 juni 2004 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft de eiseres cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 359,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan op 16 december 2005 door de raadsheren H.A.M. Aaftink, W.A.M. van Schendel, F.B. Bakels en openbaar uitgesproken door E.J. Numann.