ECLI:NL:HR:2005:AU4121

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/301HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over testamentair erfgenaamschap tussen voormalige partner en kinderen van erflater

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een voormalige partner van een erflater en diens kinderen, die de enige erfgenamen zijn. De eiseres, die in Polen woont, heeft de erven van de overleden [betrokkene 1] gedagvaard voor de rechtbank te Groningen. Zij vorderde dat werd verklaard dat zij gerechtigd is in de nalatenschap van de erflater, zoals beschreven in diens testament van 11 juni 1993. De verweerders hebben de vordering bestreden. Na een comparitie van partijen en getuigenverhoor heeft de rechtbank bij eindvonnis van 23 juli 2003 de vorderingen van de eiseres afgewezen. Hierop heeft de eiseres hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden, dat op 16 juni 2004 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft de eiseres cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 359,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan op 16 december 2005 door de raadsheren H.A.M. Aaftink, W.A.M. van Schendel, F.B. Bakels en openbaar uitgesproken door E.J. Numann.

Uitspraak

16 december 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/301HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats], Polen,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
de erven van wijlen [betrokkene 1]:
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
3. [verweerster 3],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 22 oktober 2001 verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerders] - gedagvaard voor de rechtbank te Groningen en, voor zover in cassatie van belang, gevorderd te verklaren voor recht dat zij gerechtigd is in de nalatenschap van [betrokkene 1], zoals is beschreven in diens testament van 11 juni 1993. [Verweerders] hebben de vordering bestreden.
Na een ingevolge een tussenvonnis van 4 januari 2002 op 19 februari 2002 gehouden comparitie van partijen heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 12 april 2002 [eiseres] toegelaten feiten en omstandigheden te bewijzen, waaruit kan worden afgeleid dat [eiseres] ten tijde van het overlijden van de erflater met deze samenwoonde en dat zij een gezamenlijke rekening en gemeenschappelijke huishouding voerden.
Na getuigenverhoor heeft de rechtbank bij eindvonnis van 23 juli 2003 de vorderingen van [eiseres] afgewezen.
Tegen het eindvonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden.
Bij arrest van 16 juni 2004 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerders] hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] begroot op € 359,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 16 december 2005.