ECLI:NL:HR:2005:AU3961
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid verdachte in appèl en begrijpelijke verstekmededeling
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de verdachte in zijn appèl tegen een verstekvonnis. De verdachte, geboren in Turkije, heeft in totaal 23 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en is op 16 november 1990 bij verstek veroordeeld. Dit vonnis, dat niet onherroepelijk was, is op 31 december 1991 aan de verdachte betekend, terwijl hij de Nederlandse taal niet beheerste en kort voor zijn uitzetting stond. Op 19 maart 2004 heeft de verdachte tardief appèl ingesteld. De Advocaat-Generaal concludeert dat het recht op vertaling van processtukken niet onbeperkt is en dat de essentie van de zaak voor de verdachte begrijpelijk moet zijn gemaakt. Het hof heeft geoordeeld dat er geen schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is, omdat de verdachte voldoende geïnformeerd was over de zaak tegen hem. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel en oordeelt dat het middel niet tot cassatie kan leiden. De beslissing van het hof wordt derhalve bevestigd en het beroep van de verdachte wordt verworpen.