ECLI:NL:HR:2005:AU3949
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Aanwezigheidsrecht en afwijzing aanhoudingsverzoek in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerder vonnis, waarbij het Hof de verdachte vrijsprak van enkele tenlastegelegde feiten en hem veroordeelde tot een gevangenisstraf van 30 maanden en een geldboete van € 40.000,-. De verdachte was niet aanwezig bij de behandeling van de zaak, en zijn raadsman had een verzoek tot aanhouding ingediend, omdat de verdachte zich niet in staat voelde om te verschijnen. Het Hof heeft dit verzoek afgewezen, wat leidde tot de cassatieprocedure.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd waarom het verzoek tot aanhouding was afgewezen. De opmerkingen van de Advocaat-Generaal over de afwezigheid van de raadsman waren niet begrijpelijk, aangezien het proces-verbaal van de terechtzitting geen relevante informatie bevatte. Desondanks leidde dit niet tot cassatie, omdat het Hof ook andere gronden had om de afwijzing van het aanhoudingsverzoek te onderbouwen. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte ervoor had gekozen om niet bij zijn berechting aanwezig te zijn en dat de persoonlijke omstandigheden van de raadsman niet waren gespecificeerd.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en deze verminderd tot 29 maanden. Het beroep werd voor het overige verworpen. Dit arrest benadrukt het belang van een goede motivering bij de afwijzing van verzoeken tot aanhouding en het aanwezigheidsrecht van de verdachte en zijn raadsman in strafprocedures.