ECLI:NL:HR:2005:AU3941

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
41696
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 oktober 2005 uitspraak gedaan naar aanleiding van een verzoek van X B.V. te Z. om de Staatssecretaris van Financiën te veroordelen in de proceskosten die zijn gemaakt in verband met een door de Staatssecretaris ingesteld beroep in cassatie. Dit beroep was ingetrokken na een eerdere uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage op 17 december 2004, waarin een naheffingsaanslag in de omzetbelasting aan belanghebbende was opgelegd. De belanghebbende heeft een verzoek ingediend tot vergoeding van proceskosten tot een bedrag van € 20.180,01, welke kosten volgens haar verband hielden met het geding in cassatie.

De Staatssecretaris heeft hierop een verweerschrift ingediend en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar artikel 29f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, dat bepaalt dat de Hoge Raad de Staatssecretaris kan veroordelen in de kosten die een belanghebbende heeft gemaakt in verband met een door de Staatssecretaris ingesteld beroep in cassatie, indien deze het beroep heeft ingetrokken. De Hoge Raad constateerde echter dat de door belanghebbende opgevoerde kosten niet betrekking hadden op het geding in cassatie, maar uitsluitend op de beroepsprocedure bij het Hof.

Op basis van deze overwegingen heeft de Hoge Raad het verzoek van X B.V. afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toerekening van proceskosten aan de verschillende fasen van de rechtsgang, en bevestigt dat alleen kosten die specifiek zijn gemaakt voor het geding in cassatie voor vergoeding in aanmerking komen. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de betrokken rechters.

Uitspraak

Nr. 41.696
7 oktober 2005
whk
gewezen op na te melden verzoek van X B.V. te Z.
1. Verzoek
Na de intrekking door de Staatssecretaris van Financiën van het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 17 december 2004, nr. BK-03/02927, betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting, heeft belanghebbende het verzoek gedaan de Staatssecretaris te veroordelen in de hierna te vermelden proceskosten tot een bedrag van € 20.180,01.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
2. Beoordeling van het verzoek
Ingevolge artikel 29f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan de Hoge Raad de Staatssecretaris veroordelen in de kosten die een belanghebbende heeft gemaakt in verband met een door de Staatssecretaris ingesteld beroep in cassatie, ingeval deze het beroep in cassatie heeft ingetrokken. Blijkens de door belanghebbende bij haar verzoek overgelegde specificatie van de door haar gemaakte proceskosten betreffen deze kosten echter niet het geding in cassatie, maar uitsluitend de beroepsprocedure bij het Hof. Het verzoek moet derhalve worden afgewezen.
3. Beslissing
De Hoge Raad wijst het verzoek af.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren J.W. van den Berge en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2005.