ECLI:NL:HR:2005:AU3716

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/210HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij ontgronding van percelen van een landgoed en de uitleg van vergunningen

In deze zaak gaat het om een geschil dat is ontstaan bij de ontgronding van percelen van een landgoed. De eiseres, Stichting Beheer Osen, heeft de rechtsvoorgangster van de verweerster, voorheen genaamd [A] B.V., gedagvaard voor de rechtbank te Roermond. De eiseres vorderde onder andere dat de verweerster aansprakelijk zou worden gesteld voor schade die voortvloeit uit onrechtmatige daad of ongerechtvaardigde verrijking. De rechtbank heeft in een tussenvonnis de eiseres in de gelegenheid gesteld om een akte te nemen en heeft een comparitie van partijen gelast. In het eindvonnis van 9 augustus 2001 heeft de rechtbank de vorderingen van de eiseres afgewezen.

Tegen deze vonnissen heeft de eiseres hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waar de verweerster incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft beide partijen toegelaten tot bewijslevering en heeft in een eindarrest van 13 april 2004 het tussenvonnis van de rechtbank vernietigd, maar het eindvonnis voor het overige bekrachtigd. De eiseres heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen en de eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak is gedaan door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 21 oktober 2005.

Uitspraak

21 oktober 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/210HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
STICHTING BEHEER OSEN,
gevestigd te Oosterbeek, gemeente Renkum,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. M.E. Gelpke,
t e g e n
[verweerster], voorheen genaamd [A] B.V.,
gevestigd te Kessel,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.G. de Vries Robbé.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: Osen - heeft bij exploot van 6 augustus 1999 de rechtsvoorgangster van thans verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - gedagvaard voor de rechtbank te Roermond en na wijziging en aanvulling van eis bij conclusie van repliek gevorderd bij vonnis, geheel uitvoerbaar bij voorraad:
a. te verklaren voor recht:
PRIMAIR: dat de handelwijze van [verweerster] jegens Osen onrechtmatig is en [verweerster] aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade;
SUBSIDIAIR: dat [verweerster] ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van Osen;
b. [verweerster] te veroordelen, om binnen acht dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting:
1. PRIMAIR: een bedrag te voldoen van ƒ 2.347.260,--, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover berekend op de wijze in het lichaam der dagvaarding sub 14b tot 31 augustus 1999, derhalve een totaal bedrag van ƒ 5.509.129,88, te vermeerderen met de wettelijke rente sedert 1 september 1999 tot aan de dag der algehele voldoening;
2. SUBSIDIAIR: een bedrag te voldoen gelijk aan de. door de rechtbank te begroten, door [verweerster] ten gevolge van haar onrechtmatige daad c.q. ongerechtvaardigde verrijking genoten winst, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover berekend op de wijze bedoeld in het lichaam der dagvaarding sub 14b tot aan de dag der algehele voldoening;
3. de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van ƒ l0.820,--, te vermeerderen met wettelijke rente sedert de dag der dagvaarding.
[Verweerster] heeft de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 25 januari 2001 Osen in de gelegenheid gesteld een akte te nemen, de zaak daartoe en voor het nemen van een antwoord-akte aan de zijde van [verweerster] naar de rol verwezen en een comparitie van partijen gelast.
Bij eindvonnis van 9 augustus 2001 heeft de rechtbank het gevorderde afgewezen.
Tegen beide vonnissen heeft Osen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. [Verweerster] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij tussenarrest van 27 maart 2003 heeft het hof in het principaal en in het incidenteel appel beide partijen tot bewijslevering toegelaten. Bij eindarrest van 13 april 2004 heeft het hof het tussenvonnis van de rechtbank vernietigd met betrekking tot de beslissingen in de rechtsoverwegingen 5.2.3 en 5.5. en dit vonnis voor het overige evenals het eindvonnis bekrachtigd met veroordeling van Osen in de proceskosten van het principaal appel en met compensatie van kosten in het incidenteel appel.
Beide arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide arresten van het hof heeft Osen beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van Osen heeft bij brief van 1 juli 2005 op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Osen in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 5.740,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, W.A.M. van Schendel en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 21 oktober 2005.