ECLI:NL:HR:2005:AU3552
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Herinvestering via commanditaire vennootschap en vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1999 werd verminderd. De belanghebbende, een beleggingsmaatschappij, had in 1997 een bedrijfspand verkocht en een vervangingsreserve gevormd. In 1999 verkreeg zij een belang in een commanditaire vennootschap (CV) die een kantoorpand verwierf. De Inspecteur rekende de volledige vervangingsreserve tot de winst bij het vaststellen van de aanslag. Het Hof oordeelde dat de economische functie van het kantoorpand gelijk was aan die van het verkochte pand, waardoor afboeking van de vervangingsreserve mogelijk was. De Staatssecretaris ging in cassatie, maar de Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond. De Hoge Raad oordeelde dat de wijziging in de civielrechtelijke verhouding geen reden was om artikel 14 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 buiten toepassing te laten. De beslissing van het Hof werd bevestigd, en de Staatssecretaris werd veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie.