ECLI:NL:HR:2005:AU3551

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
40379
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over proceskosten en deskundigenrapport in belastingzaak

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 21 oktober 2003, betreffende de waarde van de onroerende zaak aan de a-straat 1 te Z voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004. De waarde was aanvankelijk vastgesteld op ƒ 1.383.000 (€ 627.578) door het hoofd van de afdeling Financiën van de gemeente Heemstede. Na bezwaar van belanghebbende werd deze waarde verlaagd naar ƒ 1.150.000 (€ 521.847). Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de waarde verder verlaagde naar ƒ 1.079.500 (€ 489.855) en de gemeente veroordeelde tot betaling van € 10 aan proceskosten.

De Hoge Raad oordeelt dat het Hof de proceskostenveroordeling onterecht heeft vastgesteld. Het Hof had moeten onderzoeken welke kosten voor vergoeding in aanmerking kwamen, met name de kosten van een indicatierapport dat belanghebbende had ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof voor zover deze de proceskosten betreft en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens gelast de Hoge Raad dat de gemeente Heemstede het griffierecht van € 87 aan belanghebbende vergoedt.

De Hoge Raad benadrukt dat het Hof had moeten motiveren waarom de kosten van het indicatierapport niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. De klachten van belanghebbende slagen, en de zaak wordt terugverwezen voor een nieuw onderzoek naar de hoogte van de te vergoeden kosten.

Uitspraak

Nr. 40.379
30 september 2005
AZ
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 21 oktober 2003, nr. 01/02975, betreffende na te melden beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Z voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 vastgesteld op ƒ 1.383.000 (€ 627.578).
Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft het hoofd van de afdeling Financiën van de gemeente Heemstede (hierna: het Hoofd) bij uitspraak de waarde nader vastgesteld op ƒ 1.150.000 (€ 521.847)
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van het Hoofd vernietigd, de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op ƒ 1.079.500 (€ 489.855) en het Hoofd veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 10. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Het Hof heeft het Hoofd veroordeeld in de proceskosten en heeft terzake in onderdeel 6 van zijn uitspraak geoordeeld dat, naast reiskosten van belanghebbende om de zitting bij te kunnen wonen, van andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten niet is gebleken. Tegen dit laatstgenoemde oordeel richten zich de klachten.
3.2. In zijn, tot de gedingstukken behorende, pleitnota heeft belanghebbende het Hof verzocht om de gemeente Heemstede te veroordelen tot het vergoeden van zijn proceskosten. Uit de uitspraak van het Hof blijkt dat belanghebbende ter zitting heeft verklaard dat hij ƒ 750 heeft betaald voor het door hem overgelegde "indicatierapport", dat een makelaar op zijn verzoek heeft opgemaakt, en met welk rapport belanghebbende zijn voor het Hof ingenomen standpunt heeft onderbouwd.
3.3. Nu de kosten van dit rapport ingevolge artikel 1, aanhef en letter b van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Bpb) voor vergoeding in aanmerking komen, is 's Hofs oordeel, dat van andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten niet is gebleken, zonder nadere motivering, welke ontbreekt, onbegrijpelijk. Mocht het Hof hebben geoordeeld dat geen aanspraak is gemaakt op vergoeding van die kosten omdat ter zake van die kosten geen specificatie is verstrekt of bewijsstukken zijn overgelegd (HR 15 juli 1996, nr. 31168, BNB 1996/332, en HR 12 maart 1997, nr. 30828, BNB 1997/201), dan heeft het Hof miskend dat - anders dan in genoemde zaken het geval was - belanghebbende wel een verzoek tot vergoeding van proceskosten heeft gedaan, zodat het Hof gehouden was te onderzoeken welke kosten in dit geval op de voet van het Bpb voor vergoeding in aanmerking zouden komen. Mocht het Hof hebben geoordeeld dat de door belanghebbende gestelde kosten van ƒ 750 voor het indicatierapport niet aannemelijk zijn geworden omdat belanghebbende daarvan niet uit eigen beweging bewijsstukken had overgelegd, dan heeft het Hof miskend dat het belanghebbende daartoe zo nodig alsnog in de gelegenheid had behoren te stellen.
3.4. Derhalve slagen de klachten. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen voor een onderzoek naar de hoogte van het te vergoeden bedrag aan kosten van het indicatierapport.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht, wat het geding in cassatie betreft, geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof voorzover deze de proceskostenveroordeling betreft,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest, en
gelast dat de gemeente Heemstede aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 87.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en C.A. Streefkerk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2005.