ECLI:NL:HR:2005:AU3470

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03399/04
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbeurdverklaring van een auto na snelheidsovertreding onvoldoende gemotiveerd

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1978 en wonende te [woonplaats], was veroordeeld voor een overtreding van artikel 20 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Het Gerechtshof had de verdachte een geldboete van tweehonderd euro opgelegd, subsidiair vier dagen hechtenis, en de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen ontzegd voor de duur van zes maanden. Daarnaast was de auto van de verdachte verbeurdverklaard. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen deze verbeurdverklaring, waarbij zijn advocaat, mr. R.J.H. Vlecken, een middel van cassatie had voorgesteld.

De Hoge Raad oordeelde dat de verbeurdverklaring van de auto onvoldoende gemotiveerd was. De Hoge Raad merkte op dat het Hof niet had toegelicht waarom, gezien de omstandigheden van de zaak en de waarde van de auto van ongeveer €10.000, de verbeurdverklaring gerechtvaardigd was. De Hoge Raad wees erop dat de overtreding van artikel 20 RVV 1990 strafbaar is gesteld met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie. Dit leidde tot de conclusie dat het Hof de verbeurdverklaring niet naar de eisen van de wet had gemotiveerd.

De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, waarmee de andere straffen en maatregelen in stand bleven. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij de verbeurdverklaring van goederen, vooral in het licht van de waarde van die goederen en de aard van de overtreding.

Uitspraak

15 november 2005
Strafkamer
nr. 03399/04
PB/DAT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 1 oktober 2004, nummer 20/001881-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Maastricht, sector Kanton locatie Heerlen van 22 maart 2004 - de verdachte ter zake van "overtreding van artikel 20 aanhef en onder a Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990" veroordeeld tot een geldboete van tweehonderd euro subsidiair vier dagen hechtenis, met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden en met verbeurdverklaring als in het arrest omschreven. Voorts is de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijk opgelegde straf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J.H. Vlecken, advocaat te Heerlen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voor wat betreft de strafoplegging, met verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, met verwerping van het beroep voor het overige.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof de verbeurdverklaring van de auto ten onrechte niet heeft gemotiveerd.
3.2.1. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt - voorzover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende in:
"De verdachte die tijdig hoger beroep heeft ingesteld, wordt onmiddellijk na de voordracht van de zaak in de gelegenheid gesteld mondeling de bezwaren tegen het vonnis op te geven.
De verdachte geeft op dat zijn bezwaar zich voornamelijk richt tegen de verbeurdverklaring.
(...)
De verdachte verklaart, zakelijk weergegeven:
A. (...)
B. Ik heb bezwaar tegen de verbeurdverklaring van mijn auto. Ik ben werkloos. Omdat ik gescheiden ben en ergens anders woon heb ik de auto nodig voor bezoeken aan familie en kind. Er is een bezoekregeling voor de weekenden. Nu moet ik alles met openbaar vervoer doen.
De advocaat-generaal rekwireert en voert daarbij het volgende aan:
Verdachte heeft het bont gemaakt. Uit het voorgehouden uittreksel uit het justitieel documentatieregister blijkt dat verdachte veel transacties opgelegd heeft gekregen voor snelheidsovertredingen. Het houdt een keer op. De richtlijnen zijn hier van toepassing. Verdachte is een gevaarlijke rijder. Het moet eens afgelopen zijn. Ik verzoek uw hof daarom het beroepen vonnis te bevestigen.
De raadsman voert het woord tot verdediging en voert - zakelijk weergegeven - aan:
Ik ben het hier niet mee eens. Het gaat hier alleen om een strafmaat verweer. Ik zie de ernst, gelet op het strafblad, wel in. De verbeurdverklaring is echter buiten proportioneel. (...) Met de ontzegging is verdachte het eens, maar verbeurdverklaring is veel te zwaar. De waarde van de auto is zo'n €10.000,--.
Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken.
De verdachte verklaart hierbij:
Ik heb de straf echt verdiend, maar verbeurdverklaring van de auto is een te grote straf."
3.2.2. Blijkens het bestreden arrest heeft het Hof de opgelegde straffen en de maatregel als volgt gemotiveerd:
"Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In het bijzonder neemt het hof in aanmerking dat verdachte, blijkens zijn strafblad, in 2001 en 2003 voor soortgelijke delicten transacties opgelegd heeft gekregen en op 17 november 2003 door de Kantonrechter is veroordeeld tot een voorwaardelijke straf in de proeftijd waarvan het bewezen verklaarde feit is begaan.
Op grond daarvan acht het hof oplegging van een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof en voor de duur als hieronder vermeld aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen.
De in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens eigen opgave aan de verdachte toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het een voorwerp betreft met betrekking tot hetwelk het onder 4 bewezen verklaarde is begaan."
3.3. Aldus heeft het Hof de verbeurdverklaring van de auto niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Het behoeft immers nadere verklaring waarom het Hof, gelet op de omstandigheid dat art. 177, aanhef en onder d, WVW 1994 in verbinding met 92 RVV 1990 de overtreding van art. 20 RVV 1990 strafbaar stelt met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie, en gelet op hetgeen door en namens de verdachte ter terechtzitting is aangevoerd omtrent de waarde van de auto (zoals hiervoor onder 3.2.1 is weergegeven), de inbeslaggenomen auto heeft verbeurdverklaard zonder toepassing van het bepaalde in het tweede lid van art. 33c Sr.
3.4. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
Verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 15 november 2005.