ECLI:NL:HR:2005:AU3336
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Herziening van een strafzaak betreffende seksueel binnendringen van een bewusteloze persoon
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2005 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De aanvrager, geboren in 1958 en wonende te [woonplaats], was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren voor het medeplegen van seksueel binnendringen van een persoon die zich in een staat van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht bevond. De aanvrage tot herziening werd ingediend door mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, en was gebaseerd op nieuwe bewijsstukken die de aanvrager hoopte te gebruiken om zijn onschuld te bewijzen.
De Hoge Raad beoordeelde de aanvrage en stelde vast dat de grondslagen voor herziening, zoals vastgelegd in artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering, niet waren aangetoond. De aanvrager voerde aan dat een schriftelijke verklaring van een bevriend echtpaar de juistheid van de verklaring van de aangeefster in twijfel trok. Echter, de Hoge Raad oordeelde dat deze verklaring onvoldoende steun bood voor de stelling dat de aangeefster haar verklaring had gefingeerd. Bovendien was de bewezenverklaring ook gebaseerd op andere verklaringen, waaronder die van een mededader.
Uiteindelijk concludeerde de Hoge Raad dat de aanvrage kennelijk ongegrond was en wees deze af. De uitspraak werd gedaan door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in aanwezigheid van waarnemend griffier M.T.E. van Huut.