ECLI:NL:HR:2005:AU3335
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam
In deze zaak gaat het om een herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam, waarbij de aanvrager op 7 februari 2002 was veroordeeld voor overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De Politierechter legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op, met een proeftijd van twee jaren, en een geldboete van €800,-, subsidiair 32 dagen hechtenis. Daarnaast werd de aanvrager voor 12 maanden de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De aanvrager heeft op 4 april 2005, 6 april 2005 en 24 juni 2005 aanvullende brieven ingediend ter ondersteuning van zijn aanvraag tot herziening. De Hoge Raad beoordeelt de aanvraag aan de hand van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat herziening slechts mogelijk is op basis van nieuwe bewijsmiddelen die niet eerder zijn gepresenteerd en die een ernstig vermoeden wekken dat, indien deze bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid.
De Hoge Raad heeft eerder aanvragen tot herziening van het vonnis van de Politierechter niet-ontvankelijk verklaard in beslissingen van 30 september 2003, 4 mei 2004 en 9 november 2004. De huidige aanvraag steunt op gronden die in deze eerdere beslissingen als ongenoegzaam zijn beoordeeld. De Hoge Raad concludeert dat de aanvrage niet voldoet aan de vereisten voor herziening en verklaart deze niet-ontvankelijk.
Dit arrest is uitgesproken op 13 september 2005 door de vice-president en de raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.