ECLI:NL:HR:2005:AU3309

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03471/04
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • G.J.M. Corstens
  • J.P. Balkema
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J. de Hullu
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over voorwaardelijke onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerp

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof had de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde, maar tegelijkertijd een in beslag genomen voorwerp, een imitatie wapen, onttrokken aan het verkeer. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, waarbij mr. G. Spong als advocaat optrad. De Advocaat-Generaal Wortel concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat het hof de effectuering van de onttrekking aan het verkeer afhankelijk had gesteld van een voorwaarde, namelijk de onherroepelijke afwijzing van een ontheffingsaanvraag op basis van artikel 4 van de Wet wapens en munitie. De Hoge Raad stelde vast dat de wet deze mogelijkheid niet kent en dat het hof ten onrechte deze voorwaarde had gesteld. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe beoordeling van de zaak. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een duidelijke wettelijke basis voor de onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen, zonder voorwaardelijke bepalingen die niet in de wet zijn vastgelegd.

Uitspraak

6 december 2005
Strafkamer
nr. 03471/04
SG/IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 mei 2004, nummer 22/005325-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], gevestigd te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Rotterdam van 22 juli 2003 - de verdachte van het tenlastegelegde vrijgesproken, met onttrekking aan het verkeer zoals in het arrest omschreven.
2. Geding in cassatie
Het beroep, dat kennelijk niet is gericht tegen de gegeven vrijspraak, is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel bevat onder meer de klacht dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid tot het voorwaardelijk opleggen van de maatregel van onttrekking aan het verkeer.
3.2. Het middel is gericht tegen de volgende beslissing van het Hof:
"Verklaart onttrokken aan het verkeer het voorwerp, geplaatst op de lijst van in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen:
1.00 STK Imitatiewapen
Mortier 81 M 81 mm
Bepaalt, dat de maatregel van onttrokken verklaring niet eerder ingaat dan op de dag na die waarop onherroepelijk afwijzend is beslist op het voor dat voorwerp door of namens de verdachte op een datum voor heden gedaan verzoek om ontheffing in de zin van artikel 4 van de Wet wapens en munitie."
3.3. Met betrekking tot deze beslissing heeft het Hof het volgende overwogen:
"8. De onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen voorwerp
Vaststaat dat het in beslaggenomen voorwerp een zodanige gelijkenis bezit met een wapen dat het geschikt is voor bedreiging of afdreiging en dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. Wat betreft het ongecontroleerde bezit wordt evenwel naar het oordeel van het hof de situatie anders, indien voor het voorwerp op de voet van artikel 4 van de Wet wapens en munitie een ontheffing zou zijn verleend. Volgens de verklaring van de vertegenwoordiger van de verdachte ter terechtzitting van het hof is (onder meer) de inbeslagneming van het voorwerp aanleiding geweest tot indiening van een dergelijke ontheffingsaanvraag. Niet ondenkbaar is dat ontheffing onder strikte beperkende voorwaarden, met name ten behoeve van het museaal tentoonstellen, zou kunnen worden verleend. Het hof zal daarom bepalen dat het voorwerp onttrokken dient te worden aan het verkeer maar tevens dat dit niet eerder het geval zal zijn dan na een onherroepelijke afwijzing van de aanhangige ontheffingsaanvraag."
3.4. Aldus heeft het Hof de effectuering van de onttrekking aan het verkeer afhankelijk gesteld van een voorwaarde. Die mogelijkheid kent de wet niet. Het middel klaagt daarover terecht.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak, voorzover aan zijn oordeel onderworpen;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens, J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 6 december 2005.