ECLI:NL:HR:2005:AU3259

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/287HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van aannemer voor ongeval van ingehuurde loodgieter tijdens werkzaamheden

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een aannemer voor een ongeval dat plaatsvond op 9 maart 2001, waarbij een door een onderhouds- en installatiebedrijf ingehuurde loodgieter betrokken was. De loodgieter was tijdens werkzaamheden aan het dak van een woonhuis, die door het bedrijf waren aangenomen, buiten reguliere diensttijd aan het werk. De eiser, wonende te [woonplaats], werd door de verweerder, wonende te [woonplaats], gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage. De verweerder vorderde dat de eiser aansprakelijk werd gesteld voor de door hem geleden schade als gevolg van het ongeval. De eiser voerde aan dat de rechtbank onbevoegd was om van de vordering kennis te nemen en bestreed de vordering voor het overige. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om van de primaire vordering kennis te nemen en verwees de zaak naar de sector kanton. De kantonrechter wees de vordering van de verweerder toe, waarna de eiser hoger beroep instelde bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarna de eiser cassatie instelde. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen, waarbij de kosten van het geding in cassatie voor de eiser zijn vastgesteld op € 359,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, omdat zij geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling nopen tot nadere motivering.

Uitspraak

18 november 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/287HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.H. van der Woude,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. S.F. Sagel.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - heeft bij exploot van 24 juli 2001 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat [eiser] aansprakelijk is voor de door [verweerder] ten gevolge van het ongeval op 9 maart 2001 geleden en te lijden materiële en immateriële schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met verwijzing van dit gedeelte van de procedure naar de schadestaatprocedure.
[Eiser] heeft zich beroepen op de onbevoegdheid van de rechtbank om van de vordering kennis te nemen, voor zover berustend op de primaire grondslag, en de vordering voor het overige bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 5 maart 2002 in het incident zich onbevoegd verklaard van de primaire vordering kennis te nemen en de zaak naar de sector kanton van deze rechtbank verwezen; de hoofdzaak heeft zij ten aanzien van de subsidiaire vordering ambtshalve naar de parkeerrol verwezen, in afwachting van een onherroepelijk vonnis voor wat betreft het primair gevorderde.
[Eiser] heeft vervolgens de primaire vordering bestreden.
na bij vonnis van 18 april 2002 een comparitie van partijen te hebben gelast, heeft de kantonrechter bij vonnis van 11 juli 2002 de vordering van [verweerder] toegewezen.
Tegen laatstgenoemd vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 28 mei 2004 heeft het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 12 september 2005 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 359,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, E.J. Numann en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 18 november 2005.