ECLI:NL:HR:2005:AU3161
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over energie-investeringen en begrip bedrijfsmiddel in de Wet op de inkomstenbelasting 1964
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbenden, X1 en X2, tegen de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 12 augustus 2003. De Minister van Economische Zaken had bij beschikkingen van 11 mei 2000 verklaard dat er sprake was van energie-investeringen voor een bedrag van ƒ 189.116. Belanghebbenden maakten bezwaar tegen deze beschikkingen, maar de Minister verklaarde deze bezwaren ongegrond. Hierop hebben belanghebbenden beroep ingesteld bij het College, dat de beroepen eveneens ongegrond verklaarde.
In cassatie is de vraag aan de orde of de Minister ten onrechte heeft aangenomen dat er sprake is van twee afzonderlijke warmtekrachtinstallaties, de Zantec 300 en de Zantec 590, in plaats van één installatie. Belanghebbenden betogen dat deze installaties in combinatie functioneren als één bedrijfsmiddel. Het College oordeelde echter dat de installaties ieder op zichzelf aan de voorwaarden van de Energielijst moeten voldoen, wat impliceert dat het hier gaat om twee afzonderlijke bedrijfsmiddelen.
De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het College geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en dat de klacht van belanghebbenden faalt. De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is openbaar uitgesproken op 23 september 2005.