ECLI:NL:HR:2005:AU3139
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Lourens
- J.W. van den Berge
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Cassatie over hoofdelijke aansprakelijkstelling op basis van de Coördinatiewet Sociale Verzekering
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 september 2004, nr. 02/3810 CSV, betreffende de hoofdelijke aansprakelijkstelling van belanghebbende door het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) op basis van artikel 16d van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV). Het Lisv had op 13 maart 2000 besloten om belanghebbende hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor een bedrag van ƒ 4.023.771,48, dat door de coöperatie B U.A. over de jaren 1996 en 1997 aan premies verschuldigd was ingevolge de sociale werknemersverzekeringswetten. Het bezwaar tegen dit besluit werd door het Lisv ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld bij de Rechtbank te Alkmaar, die op 12 juni 2002 het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep, die de uitspraak van de Rechtbank bevestigde. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, als rechtsopvolger van het Lisv, heeft een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend, gevolgd door een conclusie van dupliek van de Raad van bestuur.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat ingevolge artikel 18c, lid 1, van de CSV slechts beroep in cassatie kan worden ingesteld ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepaalde artikelen van de CSV. Het middel dat betoogt dat er sprake is van schending of verkeerde toepassing van artikel 9 van de CSV, kan derhalve niet tot cassatie leiden. Ook andere klachten over feitelijke vaststellingen kunnen in cassatie niet worden onderzocht. De Hoge Raad concludeert dat het beroep ongegrond is en ziet geen termen voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 september 2005.