ECLI:NL:HR:2005:AU2872
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Bopz, machtiging tot voortgezet verblijf na strafrechtelijke plaatsing en hoorplicht van de rechter
In deze zaak gaat het om een verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf van de verzoeker in een psychiatrisch ziekenhuis, ingediend door de officier van justitie in het arrondissement 's-Gravenhage. De verzoeker, die eerder was geplaatst in het ziekenhuis op basis van een strafrechtelijke veroordeling, was spoorloos en had zich onttrokken aan de tenuitvoerlegging van de maatregel. De rechtbank heeft op 29 april 2005 de machtiging verleend zonder de verzoeker te horen, wat leidde tot een cassatieprocedure.
De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank in strijd heeft gehandeld met de wet door de verzoeker niet te horen. De rechtbank had moeten vaststellen dat de verzoeker behoorlijk was opgeroepen en dat zijn advocaat niet kon worden aangesproken op de geheimhoudingsplicht. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de rechtbank en verwijst de zaak terug voor verdere behandeling.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van het horen van de betrokkene in procedures die zijn vrijheid aangaan, en dat de geheimhoudingsplicht van de advocaat niet ten koste mag gaan van de rechten van de cliënt. De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsbescherming van personen die onder de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen vallen.