ECLI:NL:HR:2005:AU2711
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de houder van duiven en de zorgplicht onder de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1956 en wonende te [woonplaats], was eerder door de Politierechter in de Rechtbank te Zwolle veroordeeld tot een geldboete van € 750,-, subsidiair vijftien dagen hechtenis, wegens het handelen in strijd met artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De verdachte zou als houder van 113 duiven deze dieren de nodige verzorging hebben onthouden, wat resulteerde in ernstige verwaarlozing en ziekte onder de duiven. De Hoge Raad oordeelde dat de verklaring van de districtsinspecteur van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming, die stelde dat de verdachte houder was van de duiven, een conclusie is die aan de rechter is voorbehouden. Bij gebrek aan andere bewijsmiddelen die deze conclusie ondersteunen, kon deze niet worden vereenzelvigd met de door het Hof getrokken conclusie. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling.
De zaak kwam voort uit een controle op 5 maart 2002, waarbij de inspecteur constateerde dat de duiven in een ernstig vervuilde omgeving waren gehuisvest, zonder adequate verzorging of voedsel. De inspecteur en een dierenarts bevestigden de slechte staat van de duiven, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte niet voldeed aan zijn zorgplicht als houder van dieren. De Hoge Raad benadrukte dat de motivering van de bewezenverklaring niet voldeed aan de eisen van de wet, wat leidde tot de vernietiging van het arrest van het Hof. De zaak zal nu opnieuw worden behandeld, waarbij de rechter de feiten en omstandigheden opnieuw zal moeten beoordelen.