ECLI:NL:HR:2005:AU2694
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Uitlevering aan Italië en de rol van de raadsman in het uitleveringsproces
In deze zaak gaat het om de uitlevering van een opgeëiste persoon aan Italië, waarbij de Hoge Raad zich buigt over de vraag of de rechtbank de juiste procedure heeft gevolgd met betrekking tot de toevoeging van een raadsman. De opgeëiste persoon, geboren in Ethiopië, was ten tijde van de aanzegging gedetineerd in Nederland. Hij had eerder een raadsman, maar had aangegeven geen gebruik meer te willen maken van diens diensten. De rechtbank heeft echter besloten om de behandeling van het uitleveringsverzoek voort te zetten zonder een nieuwe raadsman toe te voegen, wat leidde tot een cassatieberoep door de opgeëiste persoon.
De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte niet een nieuwe raadsman heeft toegevoegd. Volgens artikel 45 van het Wetboek van Strafvordering dient bij verhindering of ontstentenis van de toegevoegde raadsman in de regel een andere raadsman te worden toegevoegd, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. De Hoge Raad stelt vast dat de door de rechtbank in ogenschouw genomen feiten en omstandigheden niet voldoende zijn om te concluderen dat er sprake was van een bijzonder geval. De beslissing van de rechtbank om de behandeling van het uitleveringsverzoek af te ronden zonder bijstand van een raadsman is niet naar behoren gemotiveerd.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en beveelt dat de opgeëiste persoon zal worden opgeroepen om te verschijnen ter zitting van de Hoge Raad, waar zijn uitlevering zal worden behandeld. Dit arrest benadrukt het belang van rechtsbijstand in uitleveringszaken en de noodzaak om de rechten van de opgeëiste persoon te waarborgen.