ECLI:NL:HR:2005:AU2675

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00017/05
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • G.J.M. Corstens
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hogere straf opgelegd dan door de Advocaat-Generaal gevorderd in verkeerszaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 november 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder door het Hof veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De Advocaat-Generaal had echter een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, een geldboete van € 300,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid gevorderd. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een zwaardere straf had opgelegd dan door de AG was gevorderd, zonder de bijzondere redenen hiervoor op te geven, wat in strijd is met de wet. Dit verzuim leidde tot de nietigheid van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige. De zaak betreft een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij de verdachte betrokken was bij een ongeval dat lichamelijk letsel veroorzaakte.

Uitspraak

15 november 2005
Strafkamer
nr. 00017/05
AGJ/IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 22 november 2004, nummer 20/000206-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (België) op [geboortedatum] 1979, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Roermond van 27 oktober 2003 - de verdachte ter zake van "overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. H.H.M. van Dijk en mr. M.J.C. Zuurbier, beiden advocaat te 's-Hertogenbosch, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel klaagt erover dat het Hof een zwaardere straf heeft opgelegd dan door de Advocaat-Generaal bij het Hof is gevorderd zonder de bijzondere redenen op te geven, die daartoe hebben geleid.
3.2. De Advocaat-Generaal bij het Hof heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren, een geldboete van € 300,- subsidiair zes dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van tien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk. Het Hof heeft aan de verdachte een taakstraf bestaande uit een werkstraf van zestig uur, subsidiair dertig dagen hechtenis opgelegd met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk.
3.3. Het Hof heeft omtrent de strafoplegging, voorzover voor de beoordeling van het middel van belang, overwogen:
"Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Bij de straftoemeting heeft het hof voorts rekening gehouden met de ernst van de door de verdachte gemaakte verkeersfout, de ernstige gevolgen die het bewezenverklaarde heeft (gehad) voor de slachtoffers en met de omstandigheid dat verdachte de oorzaak van het verkeersongeval ten dele buiten zichzelf legt.
Het hof zal, gelet op het bovenstaande, aan de verdachte een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor na te melden duur opleggen.
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof voor een duur als hieronder vermeld aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen.
In hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen ziet het hof evenwel aanleiding te bepalen dat een deel van deze bijkomende straf voorwaardelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd."
3.4. Gelet op de omstandigheid dat de door de Advocaat-Generaal gevorderde gevangenisstraf een geheel voorwaardelijk karakter heeft waarbij de verdachte het dus in eigen hand zou hebben gehad of deze straf na te zijn opgelegd tot tenuitvoerlegging zou moeten komen, heeft het Hof door in plaats daarvan en in plaats van de eveneens gevorderde geldboete aan de verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen een zwaardere straf opgelegd dan gevorderd. Volgens het zevende lid (oud) van art. 359 Sv in verbinding met art. 415 Sv had het Hof in het bijzonder de redenen behoren op te geven die daartoe hebben geleid. In het arrest ontbreekt een dergelijke opgave. Volgens art. 359, negende lid (oud), Sv leidt dit verzuim tot nietigheid.
3.5. Het middel slaagt.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
Verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier M.T.E. van Huut, en uitgesproken op 15 november 2005.