ECLI:NL:HR:2005:AU2227
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht in cassatieprocedure
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor meerdere misdrijven, waaronder opzettelijke overtredingen van de Opiumwet en artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad diende te beoordelen of het Hof de regels omtrent de strafoplegging correct had toegepast, met name in het licht van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de cumulatieve strafoplegging bij meerdere veroordelingen.
De verdachte was op 22 juli 2000 schuldig bevonden aan een misdrijf en had sindsdien meerdere veroordelingen op zijn naam staan. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof bij de strafoplegging rekening had moeten houden met de maximale gevangenisstraf die zou zijn opgelegd indien alle feiten in één procedure waren behandeld. De Hoge Raad bevestigde dat de rechter niet meer mocht opleggen dan het maximum verminderd met eerder opgelegde straffen. In dit geval had het Hof de verdachte tot tien dagen gevangenisstraf veroordeeld, wat volgens de Hoge Raad niet in strijd was met de eerder genoemde regels.
De Hoge Raad concludeerde dat het Hof de juiste procedure had gevolgd en dat de opgelegde straf niet onterecht was. Het beroep in cassatie werd verworpen, en de uitspraak van het Hof bleef in stand. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor rechters om zorgvuldig om te gaan met de cumulatieve strafoplegging en de toepassing van artikel 63 Sr, vooral in gevallen met meerdere eerdere veroordelingen.