ECLI:NL:HR:2005:AU2086

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00757/05 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een strafrechtelijke veroordeling wegens diefstal

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 augustus 2005 uitspraak gedaan op een aanvrage tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De aanvrager, geboren in 1976, was eerder door het Hof veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf voor diefstal, met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Leeuwarden. Het arrest van het Hof was onherroepelijk geworden na een eerdere niet-ontvankelijkverklaring van de Hoge Raad op 1 februari 2005 in het cassatieberoep van de aanvrager. De Hoge Raad heeft de brief van de aanvrager van 17 maart 2005, waarin hij verzet/cassatie aantekende tegen het arrest van het Hof, aangemerkt als een aanvrage tot herziening.

De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening beoordeeld aan de hand van de wettelijke grondslagen voor herziening, zoals vastgelegd in artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelde dat de aanvrage geen nieuwe bewijsmiddelen of omstandigheden bevatte die niet eerder aan de orde waren gekomen en die het ernstig vermoeden wekten dat, indien deze bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst had geleid. Hierdoor werd de aanvrage als kennelijk ongegrond beschouwd.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de aanvrage tot herziening afgewezen, waarmee de eerdere veroordeling van de aanvrager in stand bleef. Dit arrest is uitgesproken door vice-president C.J.G. Bleichrodt, samen met de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in aanwezigheid van waarnemend griffier J.D.M. Hart.

Uitspraak

30 augustus 2005
Strafkamer
nr. 00757/05 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 11 september 2003, nummer 24/170154-02, ingediend door:
[Aanvrager], geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Leeuwarden van 13 november 2002 - de aanvrager ter zake van "diefstal" veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf. In het tegen dit arrest door de aanvrager ingestelde cassatieberoep is deze bij arrest van de Hoge Raad van 1 februari 2005 niet-ontvankelijk verklaard. De strafzaak is met laatstbedoeld arrest geëindigd en het arrest van het Hof is daarmee onherroepelijk geworden. De Hoge Raad zal in verband daarmee de brief van de aanvrager van 17 maart 2005 met bijlagen, inhoudende dat deze Verzet/Cassatie aantekent tegen voormeld arrest van het Hof te Leeuwarden (welke rechtsmiddelen zoals uit het voorgaande volgt, niet openstaan) aanmerken als een aanvrage tot herziening.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voorzover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Het in de aanvrage en de daarbij gevoegde bijlagen gestelde houdt niets in wat kan worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden als hiervoor onder 3.1 vermeld. Dat brengt mee dat de aanvrage kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 30 augustus 2005.