ECLI:NL:HR:2005:AU2027
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Jeugdzaak; bewijsmotivering in licht van verweer
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1986, was eerder veroordeeld voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 29 januari 2002, waarbij de verdachte het slachtoffer heeft achtervolgd en bedreigd. De verdediging voerde aan dat de afstand tussen de school van de verdachte en de plaats delict, 12 kilometer, betekende dat hij niet in staat was om het slachtoffer te bereiken in de tijdspanne die de bewijsmiddelen suggereren. De Hoge Raad oordeelde echter dat de gebezigde bewijsmiddelen, waaronder het vertrek van de verdachte van school om 11.45 uur en het vertrek van het slachtoffer omstreeks 12.00 uur, voldoende ruimte lieten voor de mogelijkheid dat de verdachte de afstand per fiets kon overbruggen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de opgelegde taakstraf en de duur van de vervangende jeugddetentie. De taakstraf werd verminderd tot 108 uren en de vervangende jeugddetentie tot 54 dagen. Het beroep werd voor het overige verworpen. De zaak illustreert de toepassing van de bewijsmotivering in het strafrecht, vooral in jeugdzaken, en de overwegingen die de Hoge Raad maakt bij het beoordelen van cassatiemiddelen.